U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Arnoldus de Vet (1753-1832)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
(Doorverwezen vanaf Arnoldus de Veth (1753-1832))
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Arnoldus de Vet
Persoonsinformatie
Volledige naam Arnoldus de Vet
Geboorteplaats Deurne
Doopdatum 8 januari 1753
Overl.plaats Deurne
Overl.datum 18 augustus 1832
Partner(s) Petronella van Lieshout (1756-1781)
Stamboom.png de Vet

Arnoldus de Vet(h) (1753-1832) groeide op in Deurne en woonde na zijn huwelijk geruime tijd in Helmond, keerde terug naar Deurne en kwam door verdrinking in een put om het leven.


Arnoldus was een zoon van Petrus de Veth (1713-1782) en Helena Smits (1721-1759).

Hij huwde op 25 april 1779 in Helmond met Petronella van Lieshout, (Helmond 29 april 1756 - Helmond 30 maart 1781), dochter van Petrus van Lishaut (Helmond 1720-1781 Helmond) en Johanna Kusters (Helmond 1722).

Uit dit huwelijk werd geboren:

  1. Helena de Veth, (Helmond 17 maart 1781 - Helmond 20 maart 1832). Zij huwde op 10 september 1809 in Helmond met de kleermaker Franciscus van Etro (Helmond 1784-1828 Helmond). Hun achterkleinzoon Janus van Ettro woonde in Deurne en had een goede relatie met Hub van Doorne.

Arnoldus de Vet kwam op een trieste manier door verdrinking aan zijn einde.Het proces-verbaal dat daarvan werd gemaakt, luidt als volgt:

Op heden 17 augustus 1832 om 8 uren des voormiddags hebben wij Willem Jan Goossens, eersten assessor der gemeente Deurne en Liessel, bij indispositie van den burgemeester dezer gemeente, op het bij ons ingekomen berigt dat Arnoldus de Veth, kostganger bij desselve broeder Jozeph de Veth, van beroep landbouwer, wonende binnen deze gemeente ter plaatse genaamd Derp, heden morgen in de put, staande aan de huizinge van gemelde Joseph de Veth, zoude verdronken zijn, waarop wij ons onverwijld hebben begeven ter plaatse alwaar gemeld ongeval heeft plaats gehad, vergezeld van den Heer Cornelis Guilhelmus van den Dries, heel- en vroedmeester te Asten, ten einde tot de schouwing van het lijk over te gaan. Daar gekomen zijnde hebben wij dien aangaande afzonderlijk gehoord Johannis Scholten, oud 37 jaren, en Gerrit van Dijk, oud 32 jaren, beide schutters bij het 2e bataillon 2e afdeeling Noord Hollandsche Schutterij, beide binnen deze gemeente gekantonneerd, dewelke ons verklaarde dat eerstgemelde heden nacht circa twee uren aan de buitenwacht, bij de huizinge van gemelde Joseph de Veth op schildwacht staande, een slag of val gehoord had, waarvan hij de oorzaak niet heeft kunnen ontdekken, dat hij heden morgen circa drie en een half uur, gemelde Gerrit van Dijk, waarmede hij bij meergemelde Joseph de Veth ingekwartierd lag, ging wekken, bevond dat de achterdeur van het huis van gemelde Joseph de Veth openstond en waarvan hij dadelijk aan Maria de Veth, dochter van Joseph de Veth, kennis gaf, dewelke dadelijk vermoedde dat haar oom Arnoldus de Veth opgestaan en vervolgens naar buiten gegaan was, zoo als hij meerder gewoon was te doen, waarop zij onverwijld hun dienstknegt Hendricus Klaus, oud zeventien jaren, opgeroepen heeft, ten einde dezelve te zoeken in de kom der gemeente, waar opgemelde Johannis Schotten en Gerrit van Dijk zich mede na buiten begeven hebben, en na overal om de huizinge van gemelde Joseph de Veth gezogt te hebben, en na de aldaar staande schildwacht na gemelde Arnoldus de Veth gevraagd te hebben, hebben zij eindelijk heden morgen circa vier uren, in de put achter aan de deur van gemelde Joseph de Veth geheel nakend in de put vinden liggen de persoon van Arnoldus de Veth, particulier, oud 79 jaren, waarop zij beide denzelve dadelijk uit de put hebben opgehaald en bij gemelde Joseph de Veth hebben binnen gebracht, en met desselvs huisgenoten alle mogelijke pogingen in het werk stelde, om dezelve was het mogelijk in het leven te rug te brengen. Wij hebben vervolgens den heelmeester Van den Dries verzogt tot eene schouwing en visitatie van het lijk over te gaan, en aan ons daarvan een schriftelijke verklaring af te geven, waaraan dezelve heeft voldaan, en waaruit blijkt dat er geene andere teekenen des doods bestaan, dan dat dezelve is verdronken. Ten aanzien der aanleidende oorzaak van dit ongeval is niet bekent, doch daar dezelve zedert eenigen tijd bijna geheel zinneloos is geweest, en zijne klederen zich alle in zijne slaapkamer bevonden, moet men veronderstellen, dat dezelve zich voorbedachtzaam naar de put begeven heeft, teneinde zich van het leven te beroven.[1]


Bronnen, noten en/of referenties
  1. BHIC toegang 21 Rechtbanken in Noord-Brabant, 1811-1838 Officier van Justitie bij rechtbank van Eerste aanleg in Eindhoven inv.nr. 770 verbaal 287