U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Eerste elekriciteit in gemeente Deurne.
Foto: collectie Arianne Smits.
Burgemeester Van Beek blies in café Bruheze in Brouwhuis op 18 januari 1937 symbolisch een petroleumlamp uit.
Foto: collectie Jan Casper van Beek.
In 1939 verhuisde het GEB naar een nieuw gebouw achter het gemeentehuis.
Foto: collectie Ton Hartjens.
Directeur Adrianus Dekkers wordt bij zijn afscheid in 1956 koninklijk onderscheiden.
Foto: collectie Frans Gloudemans.
Medewerkers van het toenmalige GEB in Deurne.
Foto: collectie Ton Hartjens.
Het PNEM-gebouw aan de Lagekerk 7, het huidige parkeerterrein bij de supermarkt.
Foto: collectie gemeente Deurne.

Het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf (GEB) van Deurne ontstak op 13 juni 1916 voor het eerst officieel het elektrisch licht.
Foto: collectie gemeente Deurne.]]

De start[bewerken | brontekst bewerken]

Bij raadsbesluit van 30 april 1914 besloot de gemeenteraad om in Deurne een gemeentelijk elektriciteitsbedrijf op te zetten, waarmee Deurne een van de eerste gemeentes van Noord-Brabant was die dit initiatief nam. In februari 1915 gaf de gemeente opdracht aan de firma Alberts en Kluft te Amsterdam om een elektriciteitsnet (laagspanning) met straatverlichting in de kom van het dorp aan te leggen.

Bij het geboortehuis van Jan Floris Martinet aan de Markt 12 verrezen de eerste duo-elektriciteitspalen van ongeveer zeven meter hoog. Het vervoer van elektriciteit was bovengronds. Via een netwerk van draden werd elke woning van stroom voorzien.

Op dinsdag 13 juni 1916 om half negen 's avonds werd het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf officieel geopend door de ontsteking van de elektrische verlichting van de raadzaal en van de versierde kiosk op de Markt. De eerste particuliere aansluiting vond twee dagen later plaats en wel bij bakkerij/café Hein van Griensven aan de Stationsstraat 2 (het woongedeelte bij het huidige adres Markt 4).

Het GEB betrok zijn elektriciteit vanaf het begin van de Provinciale Noord-Brabantse Electriciteits-Maatschappij (PNEM, aanvankelijk vanuit haar centrale op het fabrieksterrein van Piet de Wit te Helmond.

De eerste directeur van het GEB was Adrianus Dekkers uit Mierlo; hij was aanvankelijk zowel met administratieve als technische werkzaamheden belast. Hij nam op 1 augustus 1956 afscheid van het GEB. Het bedrijf startte met drie werknemers en werkte al snel met een eigen bedrijfsauto. Elektromonteur Driekske Althuizen was een van deze werknemers.

Uitbreidingen van het elektriciteitsnet[bewerken | brontekst bewerken]

Was in 1916 en 1917 alleen het centrum van Deurne aangesloten op elektriciteit. Eind 1917 waren er in totaal 162 aansluitingen. In 1918 kwam het licht ook in Walsberg en op de Bottel. Nog vóór de winter 1918-1919 kregen de Kulert en Zeilberg elektriciteit. Het aantal aansluitingen groeide daarmee naar 253. In 1920 kregen ook de Heiakker, toen nog niet meer dan een handvol huizen, en de nieuw gebouwde woningen in de piepjonge Sint-Jozefparochie aansluiting. In 1921 werd ook Liessel aangesloten en kwam het aantal aansluitingen op 520. In 1926 sloot ook Neerkant aan en in 1927 volgde Vlierden.
In september 1932 werd begonnen met de ondergrondse verkabeling van het net. De eerste straten die het ondergrondse net kregen waren de Schoolstraat (de huidige Martinetstraat), de Lagekerk, de Heuvelstraat en de Helmondseweg.
In 1934 werd een begin gemaakt met het van elektriciteit voorzien van het buitengebied van de aangesloten dorpen. Zo werd in dat jaar in Walsberg een leiding gelegd van de Milhezerweg naar Roesbeek, in de Sint-Jozefparochie van de steenfabriek naar de Derpse overweg[1] en in Neerkant van de Moosdijk naar de Polder.

In 1937 kreeg Brouwhuis licht en in 1939 was Helenaveen het laatste dorp dat op het elektrisch net werd aangesloten. De elektrificatie van De Halte vond ook pas in 1939 plaats. Daarna werden nog tot lang na de oorlog alleenstaande woningen in het buitengebied aangesloten.

Huisvesting[bewerken | brontekst bewerken]

Aanvankelijk was het energiebedrijf gehuisvest in de kelder van het gemeentehuis.

Toen in 1938-1939 het gemeentehuis verbouwd werd en aan de Schoolstraat een nieuwe locatie voor het GEB gerealiseerd werd moest de dienst tijdelijk het gemeentehuis verlaten. Aan de Liesselseweg 19 werd eind 1938 een leegstaande woning, eigendom van Jochem Swinkels en een daarnaast leegstaand magazijn van Guillaume Keijzers in gebruik genomen. Op 7 oktober 1939 werd de nieuwbouw aan de Schoolstraat in gebruik genomen.

De PNEM kreeg na de overname van het GEB in 1975 een rayonkantoor aan de Lagekerk 7.

Vervoermiddelen[bewerken | brontekst bewerken]

In 1939 had het GEB een Ford V8 in gebruik toen deze nog vrij nieuwe auto door de militaire leiding begin oktober 1939 in beslag werd genomen in verband met de mobilisatie. Dat kwam zeer ongelegen omdat met juist bezig was met een flinke uitbreiding van het net in het buitengebied van Neerkant en met de plaatsingen van acht straatlantaarns in Helenaveen. Kort daarop kon een nieuwe auto, een Opel, worden aangeschaft waarna de werkzaamheden konden worden voortgezet.

Oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

De levering van buitenlandse grondstoffen en de daarvan bereide producten, zoals koperdraad, was tijdens de Eerste Wereldoorlog zeer problematisch. Toch kon de firma Alberts en Kluft uit Amsterdam een begin maken met de aanleg van het elektriciteitsnet en de straatverlichting in het centrum van Deurne. Het gemeentebestuur moest wel een verklaring ondertekenen dat ze van de geleverde goederen niets zou doorverkopen of uitvoeren naar het buitenland. Toch moesten in april 1915 de werkzaamheden om genoemde reden tijdelijk worden onderbreken. In de loop van 1916-1917 werd het net in Zeilberg alsnog geïnstalleerd, maar door gebrek aan hoogspanningskabel kon er geen stroom op worden gezet. Ruim 1000 kilo koperdraad was er verwerkt maar hing nutteloos aan de draden. De gemeente besloot in het najaar van 1917 om de koperdraad, met het oog op de scherp gestegen koperprijzen, dan maar te verkopen. Er kwamen vanuit Helmond, Goirle, Hengelo, Amsterdam en Den Haag nog vragen binnen van koopgrage klanten die de overtollige koperdraad van de gemeente Deurne wilden overnemen. De N.V. Provinciale Noord-Brabantsche Electriciteits Maatschappij (PNEM) bood aan om te bemiddelen bij mogelijke overdracht van het complete geïnstalleerde net van Zeilberg, waarbij op leencontract de bestaande koperbedrading zou kunnen worden vervangen door goedkopere metaaldraad.
Uiteindelijk werd in maart 1918 het Zeilbergse net verkocht aan de firma Alberts en Kluft uit Amsterdam, dezelfde onderneming die drie jaar daarvoor de eerste leidingen in Deurne had aangelegd en inmiddels ook een vestiging in Helmond had. Het bracht de gemeente Deurne ƒ 9,25 per kilo koper op en bovendien moest de koper, binnen een jaar nadat de reguliere scheepvaart tussen Amerika en Nederland was hersteld, kosteloos het hele net opnieuw voorzien van koperdraad van dezelfde kwaliteit.

De Tweede Wereldoorlog bracht voor de Deurnenaren en het GEB veel ellende met zich mee. De Duitse bezetter verbood al snel de verwerking van koperdraad. Omdat tegelijkertijd petroleum schaarser en duurder werd, nam de roep om elektrische aansluitingen toe. Er restte het GEB niet anders dan de verwerking van ijzer- en aluminiumdraad. Ook het gebruik van geschaafd en geïmpregneerd scandinavisch grenenhout kwam onder druk te staan. Gewone onbewerkte dennenhouten palen uit de Deurnese bossen werden het alternatief. Eind 1941 waren al 4.579 kilo ijzerdraad en 311 provisorische palen verwerkt. Enkele gehuchten die op deze manier van elektriciteit werden voorzien waren Donschot, Kamp Vreewijk, Kwadestaart, Heide (Liessel), Halvemaan, Voorpeel, Schans, Nastreek en Riet.

De metaalverordening 1942 verplichtte het GEB zelfs om de bestaande koperleidingen te vervangen door ijzer- of aluminiumdraad. Het koper was nodig voor de oorlogsindustrie. Op 16 november 1942 werd daarmee een begin gemaakt. Het GEB kreeg opdracht om 70 ton koper aan de bezetter te leveren. In het jaarverslag over 1943 meldde de directeur: Nadat we circa drie ton hadden gesloopt moesten wij deze werkzaamheden stop zetten omdat het personeel niet over behoorlijk schoeisel beschikte en het klimmen met klompen niet doenlijk was. De Duitsers eisten dat er toch met de sloop van koperdraadleidingen werd doorgegaan. Bij de bevrijding was er ongeveer vier ton gesloopt maar nog niets aan de Duitsers overgedragen, zodat het geheel direct aan de geallieerde strijdkrachten ter beschikking kon worden gesteld.

Storingen[bewerken | brontekst bewerken]

Omgewaaide bomen en afgeknakte takken waren in het begin herhaaldelijk oorzaak van storingen. In de maand oktober van 1916 moest het bovengrondse net over een lengte van 400 meter opnieuw worden gespannen vanwege een omgewaaide boom. Op 29 augustus 1917 waaide bij het station een boom om, waardoor er twee dagen geen stroom kon worden geleverd. Ook op de Heuvel en in de Lagekerk waren op die dag afbrekende zware takken oorzaak van materiële schade en stroomstoringen. Op 25 oktober 1917 beschadigde in de Kruisstraat een afgebroken tak het elektriciteitsnet. In de maanden juli en augustus 1917 waren blikseminslagen de oorzaak van veel schade en ellende bij het GEB.

Niet alleen natuurgeweld zorgde voor problemen, ook moedwillige vernieling zorgde voor overlast. In het jaarverslag van 1916-1917 werd al geklaagd dat er dikwijls stukken ijzerdraad op de stroomdraden werden gegooid, waardoor uiteraard kortsluitingen ontstonden.

Ook koperdiefstal speelde het GEB parten. In de nacht van 2 op 3 mei 1968 werd maar liefst 942 kilo koperdraad gestolen van een onder spanning staand net aan de Wilgenroosweg, de Siberiëweg en het Leegveld. De herstelkosten bedroegen 4.677 gulden. De daders werden nooit achterhaald.

In 1941 eiste de Duitse bezetting 70 ton koperdraad. De bestaande netten zouden ijzerdraad ter vervanging krijgen. Door een vertragende briefwisseling en langzaamaan-actie van het GEB-personeel lag op het einde van de oorlog vier ton voor verzending gereed, maar er was toen nog niets verzonden.

Na de oorlog was Habets lange tijd directeur van het energiebedrijf.

Lange tijd was het GEB een winstgevend bedrijf dat de gemeente extra inkomsten opleverde. Op 1 juli 1975 werd het GEB verkocht aan de PNEM.

Lijst van werknemers bij het GEB[bewerken | brontekst bewerken]

Werknemer Periode Functie
Aarts, J.A. -1960 technische dienst
Aarts, W.J. 1958-1975 grondwerker, magazijnbediende
Ahout, Gerard 1941-1944 kantoorbediende
Althuizen, Driekske 1919-1956 hoofdmonteur
Bankers, Justinus H. 1971-1975 hulpmonteur
Barten, Marinus -1945 meteropnemer
Berkers, Wim 1953-1961 kantoorbediende, klerk, kassier
Blommaert, Joop 1944-1975 kantoorbediende, adjunct-boekhouder, boekhouder, kassier, adjunct-directeur
Bree, van P.J.A. 1961-1965 kassier
Crooijmans, Franciscus 1939- monteur, hoofdmonteur, meteropnemer, incasseerder
Dekkers, Adrianus J.J. 1916-1956 directeur
Derks, Bert 1966-1975 magazijnmeester
Enckevort, van Gerrit 1964-
1969-1975
monteur
Goossens, Gerardus 1960-1975 grondwerker-vakman, monteur
Habets, Emmanuel G.H.F. 1956-1975 directeur
Heijden, van der H. 1964-1966[2] monteur
Hendriks, Th.J. 1957- grondwerker
Huijps, Kees 1974-1975 boekhouder
Janssen, Johannes C.G.E. 1972-1975 hulpmonteur, monteur
Jansen, J.H. 1958- hoofdmonteur
Joosten, Toon 1939-1949 meteropnemer/incasseerder
Kieft, R. 1961 kassier
Kleijn, de Marinus 1966-1973 monteur
Koolen, Piet 1961-1975[3] hulpmonteur, monteur
Kroezen, Hannes voor 1953-1975 grondwerker, hulpmonteur, monteur
Kroezen, Jan 1955-1957
1963-1970
hulpmonteur, monteur
Kuijten, Wout 1945-1971 meteropnemer, incasseerder
Leenen, Th.G. 1961-1965 hulpmonteur
Louwers, Piet 1957-1975 meteropnemer, incasseerder
Lutters, Jan 1943-1973 monteur
Lutters, Laurens 1972-1975 monteur
Maessen, Gradus 1962-1975 geldophaler, meteropnemer
Manders, Nicasa Petronella Maria Antonia 1956-1968 kantoorbediende, klerk
Manders, Th.M. 1957-1960 grondwerker
Martens, F. 1960- hulpmonteur
Martens, Willem 1930-1967 grondwerker, hulpmonteur, monteur, hoofdmonteur
Moors, Gerard 1961-1975 hoofd technische dienst
Mostermans, Johannes A.P.M. technicus, opzichter
Noten, J.H. 1957-1958 hoofdmonteur
Oosterhout, van Jan 1940-1960 meteropnemer, incasseerder
Outheusden, van J.J.Th. 1956-1957 hoofdmonteur
Pardoel, Frans 1931-1971 hoofdmonteur, technisch ambtenaar, technisch controleur
Reijnders, P.J. 1962-na 1963 meteropnemer, incasseerder
Rooijakkers, J.W. 1965-1966 magazijnmeester
Seijkens, A. 1965- kassier
Sijbers, Th. 1957-1957 hoofdmonteur
Slaats, Toon 1951-na 1976 hulpmonteur, monteur
Smits, mej. W.M.C. 1967- klerk, typiste
Stevens, J.H.M. 1960-na 1969 adjunct-boekhouder
Teeffelen, van Johan 1928[4]-1973 meteropnemer, incasseerder, boekhouder
Velthoven, Peer 1960-na 1966 hulpmonteur, monteur
Verberne, L. 1957-na 1964 tekenaar, opzichter
Verhappen, Theo A. 1961- 1992 hoofdmonteur, opzichter
Voets, M.P.L. 1965- monteur
Vranden, van de mej. H.M. 1962-1967 klerk
Waal, de C.J. -1961 hoofdmonteur
Wolters, J.G.M. 1960-1961 technisch ambtenaar

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]


Bronnen, noten en/of referenties
  1. Waarschijnlijk is hier de overweg aan de Liesselseweg bedoeld.
  2. Hij ging per 1 maart 1966 over naar het gasbedrijf Peelland.
  3. van 2 april 1962 tot 21 november 1963 vervulde hij zijn militaire dienstplicht.
  4. Hij vierde op 1 augustus 1953 zijn 25-jarig ambtsjubileum; mogelijk werkte hij niet vanaf het begin bij het GEB.