Gerardus Suljard (1691-1730)
| Gerard Sulyard | ||
| Persoonsinformatie | ||
| Volledige naam | Gerardus Sulyard | |
| Roepnaam | Gerard | |
| Geboorteplaats | 's-Hertogenbosch | |
| Geboortedatum | 10 juni 1691 | |
| Overl.plaats | Deurne | |
| Overl.datum | 17 september 1730 | |
| Partner(s) | Anna Maria Spiering (1684) | |
| Gerardus Sulyard | ||
| 1691-1730 | ||
| heer van Deurne | ||
| Periode | 1714-1728 | |
| Voorganger | Johan van Leefdael | |
| Opvolger | Balthasar Coijmans | |
| heer van Liessel | ||
| Periode | 1714-1728 | |
| Voorganger | Johan van Leefdael | |
| Opvolger | Balthasar Coijmans | |
| Vader | Thomas Sulyard | |
| Moeder | Johanna van Leeffdael | |
Gerardus (Gerard) Sulyard of Sulyard de Leeffdael (1691-1730) was heer van Deurne tussen 1714 en 1728.
Sulyard volgde zijn oom op, die kinderloos was overleden. Hij was kapitein in dienst van de Republiek en verbleef slechts in de zomermaanden in Deurne met zijn echtgenote en hun zes kinderen. Sulyard ging in 1728 failliet en moest de heerlijkheid van de hand doen.
Gerard Sulyard de Leeffdael huwde op 17 februari 1723 te Delft met Anna Maria Spiering, (geboren 13 april 1684, gedoopt te Delft (ng) 16 maart 1694), dochter van Willem Spiering en Cornelia Margaretha Bogaerd van Bloijs. Uit dit huwelijk werden geboren:
- Willem (geboren 18 december 1723, gedoopt te Delft (ng) 21 december 1723), huwde Maria Therese Collins (1730-1755); uit dit huwelijk één dochter.
- Rogier (geboren 30 maart 1725, gedoopt te Delft (ng) 1 april 1725, overleden te 's-Gravenhage 15 mei 1802), huwde Adriana Sophia van Eck (1737 - 1826); uit dit huwelijk één niet met name bekende zoon. Rogier stierf blijkens zijn overlijdensbericht aan een slijmberoerte.
- Anna Maria (geboren 9 mei 1726, gedoopt te Delft (ng) 12 mei 1726)
- Ermgarda Cornelia (geboren 9 mei 1726, gedoopt te Delft (ng) 12 mei 1726)
- Agatha (geboren 12 september 1727, gedoopt te Deurne (ng) 14 september 1727, overleden te Deurne 15 oktober 1727)
- Agatha (gedoopt te Bergen op Zoom (ng) 25 mei 1729, begraven te Delft 29 januari 1751)
Op 7 september 1718 leende hij 6000 gulden van Antoni Pauw uit 's-Gravenhage en gaf daarbij de korenwindmolen en de watermolen tot onderpand. Ook op die dag leende hij 4000 gulden van de Haagse advocaat Roelman Pittenius en gaf daarbij als onderpand naast de genoemde molens ook het Klein Kasteel met de daarbij horende hoeve en landerijen.