U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Godefridus Cleven (1749-1826)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Godefridus Cleven
Persoonsinformatie
Volledige naam Godefridus Cleven
Geboorteplaats Linnich (Pruisen)
Doopdatum 25 december 1749
Overl.plaats Deurne
Overl.datum 4 augustus 1826
Partner(s) Sibilla Frenzen (1752-1811)
Beroep(en) landbouwer

Godefridus Cle(e)ven (1749-1826) was eerst landbouwer op de Hazeldonk onder Vlierden en later aan de Milhezerweg in Deurne.


Godefridus was een zoon van Godefridus Cleven en Maria Schreuder. Hij huwde met Sibilla Frenzen, (Linnich-Gulik 12 mei 1752 - Deurne 6 november 1811).

Uit dit huwelijk werden tenminste de volgende kinderen geboren:

  1. Godefridus, (Linnich (Pruisen) 1 mei 1772 - Deurne 1 oktober 1852). Hij huwde met Christina Ackermans(a) (1764-1830).
  2. Polles, (Linnich 6 september 1786).
  3. Paul (Linnich 18 september 1789 - Deurne 10 april 1861). Hij huwde met Hendrica Johanna Kreuger (1794-1872).
  4. Anna Sibille, (Linnich 8 april 1791).
  5. Anna Sibilla, (Linnich 12 april 1793). Zij huwde op 24 juni 1821 in Breda met Christiaan Hendrik Vos (Breda 1799).
  6. Anna Barbara, (Deurne 15 mei 1796 - Veldhoven en Meerveldhoven 31 oktober 1858). Zij huwde met Dirk Pieterse van der Tij (Haastrecht 1803-1863 Veldhoven).[1]
  7. Johan Pieter. Hij verbleef in 1826 in Beckerad (Pruisen)
  8. Johan Wilhelm. Hij verbleef in 1826 in Wickeradtberg (Wickenrodt?) in Pruisen.

Op 16 februari 1794 pachtte hij van de heer van Vlierden, F.J.M. d’Aumerie, diens hoeve de nieuwe of derde hoeve, gestaan en gelegen ter plaatze genaamt Haseldonk. Hij woonde toen nog in Linderen bij Linnich in het hertogdom Gulik. Bij de boerderij hoorden veertien stukjes grond die in het contract precies beschreven werdenn. De huur ging in op 1 april 1794 en werd aangegaan voor twaalf jaar. Een van de verplichtingen van de pachter was om jaarlijks geduurende deeze huure zijn heerschap met zijne karre en paard te Venlo eens (moest) afhaelen en weder van Vlierden of Haseldonk te rug brengen op zijne kosten. De huurders van de andere twee boerderijen waren Peter Jansen en Dirk Abraham Claessen.

Nog in zijn eerste jaar in Vlierden werd hij - samen met 17 andere inwoners - geacht bequaam (te) sijn om voor de gealieerde armee te vaeren en dienst te doen.

Ook in 1794 leverde Frider Cleeven twee vat koore aan het leger. Op 21 september 1794 leverde Godfried Cleven 100 bossen (stro of hout?) fourage aan de Franse Armee te Helmond. Zijn naam komt in 1794 ook voor op een lijst van paarden die te Vlierden gevonden worden om na Sint-Oedenrode te brengen. Uit een lijst van oktober 1794 blijkt dat in Vlierden 56 paarden en karren werden gevorderd om hooi, stro en haver naar Helmond en Aarle te brengen. Er werden ook paarden gevorderd om kanonnen naar Helmond te trekken. Eveneens werden paarden en karren gevorderd ten behoeve van het hospitaal in Helmond. In november van dat jaar telde de gemeente twee veulens, drie paarden onder de drie jaar en 44 paarden boven de drie jaar. Meer dan de helft van de paarden (mèt hun voermannen) was op dat moment gevorderd, onder meer voor Eindhoven waar 22 paarden ingezet werden voor het vervoer van brood voor de Franse legers. Drie paarden en karren werden door de Fransen voor Venlo gevorderd. De overschietende zijn gedeeltelijk siek en gedeeltelijk onbequaam en door de gestadige dienst afgemat. Uit het lijstje blijkt dat Godefridus over één paard van boven de drie jaar beschikte. Hij werd op 30 december 1794 naar Eindhoven gestuurd voor broodtransport voor de Franse en geallieerde legers. Op 4 januari 1795 kwam hij weer thuis. Ook van 10 tot 20 december was hij al van huis geweest voor transporten naar en in Eindhoven.
Op 13 januari 1795 werd hij opnieuw gevorderd, een rit waarvan hij pas op 22 januari thuiskwam. Allerlei levensmiddelen werden gevorderd: haver, hooi, stro, brood, meel, rogge, brandewijn, paarden, runderen, schapen, hout, boter, eieren, bier - en er moest zelfs geld gedokt worden aan taalmannen (tolken). Uit de uitgebreide lijst van 20 oktober 1795 van wat de Vlierdenaren allemaal geleverd hadden aan de Franse Armee blijkt dat Godefridus Cleven het volgende moest opbrengen: een beest (koe), 2 vat rog, 600 pond strooij, 18 vat haver.

De 50-jarige gehuwde boer Godefridus Cleven werd als derde genoemd op een lijst van 22 maart 1797, waarin 141 Vlierdenaren genoemd werden die in aanmerking kwamen om aangewezen te worden voor de gewapende burgerwacht in Bataafs Brabant.

Godfried Cleven, zijn zoon J. Peter (?) en de Vlierdense schoolmeester Gerard van Schaijk protesteerden in een brief van 16 november 1798 bij het dorpsbestuur van Vlierden tegen de voorgenomen naasting van de kapel door de Vlierdense katholieken.

In de zomer van 1799 ontstond een conflict tussen Godefridus Cleven en zijn huisbaas d’Aumerie. Die laatste liet beslag leggen op de oogst van zijn pachter. Cleven liet het er niet bij zitten. Hij liet zijn buren een verklaring ondertekenen dat zij onder presentatie van eede waarheid te zijn dat denselven Cleeven ons voorkomt onvermogend en arm te zijn, soo als ons uit de dagelijkse ondervinding, omstandigheeden en toestand van hem, zijn vrouw en kinderen ten zijnen woonhuijs te kennelijk is.[2]

Deze verklaring had hij waarschijnlijk nodig om voor het gerecht van Vlierden pro Deo te kunnen procederen tegen zijn huisbaas. Hij had namelijk de erkende landmeter J.H. Neiszen de perceeltjes laten opmeten die hij van d’Aumerie huurde. Volgens Cleven was daardoor komen vast te staan dat d’Aumerie hem misleid had: in plaats van de 35,5 morgen en 4 lopense die volgens het contract aan hem waren verhuurd, was het land nog geen 56 lopense groot. De eerste zes jaar van zijn 12-jarig huurcontract zou hij jaarlijks 80 gulden huur en de tweede helft 100 gulden huur moeten betalen. Hij meende daarom recht te hebben op een behoorlijke vergoeding voor de te veel betaalde huur en tienden.[3]

Waarschijnlijk verliet hij kort na dit conflict de hoeve op de Hazeldonk en vestigde hij zich met zijn gezin aan de Milhezerweg.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Op haar overlijdensakte wordt ze vermeld als Anna Barbara Kleever.
  2. In dat stuk werd Godefridus Cleeven aangeduid als inwoner van Liessel; de Hazeldonk lag weliswaar op Vlierdens grondgebied maar was op Liessel georiënteerd.
  3. De opmerking over de tienden betreft het feit dat er kennelijk tienden waren genomen van de opbrengsten op de nieuw ontgonnen percelen, terwijl hij meende dat die tiendvrij waren.