Josephus Fransen (1849-1906)
| Josephus Fransen | ||
| ||
| Persoonsinformatie | ||
| Volledige naam | Josephus Fransen | |
| Geboorteplaats | Deurne | |
| Geboortedatum | 8 oktober 1848 | |
| Overl.plaats | Deurne | |
| Overl.datum | 17 juli 1906 | |
| Partner(s) | Petronella Pluim (1853-1899) | |
| Beroep(en) | blauwverver, winkelier, bierhuishouder | |
Josephus Fransen (1849-1906) woonde in de Molenstraat waar hij blauwverver en bierhuishouder was.
Hij was het negende kind uit een gezin van tien kinderen van winkelier en herbergier Joannes Franssen (1807-1884) en Catharina Knapen (1809-1879).
Hij huwde op 30 januari 1886 in Deurne met Petronella Pluim, (Deurne 2 november 1853 - Deurne 12 februari 1899), dochter van Piet Pluim (1807-1867) en zijn tweede vrouw Engelina Kuijpers (1817-1887).
Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen in Deurne geboren:
- Johannes Franciscus, (10 december 1886 - Deurne 23 maart 1888).
- Engelina Catharina, (11 juli 1888 - Helmond 24 september 1954). Zij huwde met Gerardus Kuijpers (1882-1958).
- Johannes, (6 februari 1890 - Deurne 1 juni 1890).
- Catharina Maria, (9 februari 1891 - Deurne 10 december 1974). Zij huwde met Franciscus Henricus (Frans) van den Einden (1887-1971)
- Petronella, (9 juli 1892 - Horst 26 juni 1982). Zij huwde met Johannes Hubertus Peeters (1896-1958).
- levenloos kind, (15 maart 1894).
- Egidia Cecilia, (23 november 1897 - Eindhoven 12 november 1947). Zij huwde met Theodorus Adrianus van Lieshout (1897-1963).
De eerste jaren van zijn huwelijk woonde Josephus Fransen in bij zijn schoonouders. Later verhuisde hij naar de Schuivelberg.
Toen hij in 1899 zijn vrouw verloor bleef hij achter met vier dochters van 10, 8, 6 en 1 jaar oud. Zijn jongste dochter Egidia werd opgevoed in het gezin van zijn broer Hendricus Fransen (1846-1928).
Zijn andere broer Johannis Fransen (1843-1905) kocht in 1902 het pand op de hoek Wever - Molenstraat (aan de Marktzijde) van Francis van Gool (1858-1929). Josephus kon daar voortaan de kost verdienen als winkelier. Bij dat pand hoorde een tapvergunning en hij werd daarmee tevens bierhuishouder. Veel stelde het bierhuis overigens niet voor, de gelagkamer had een grootte van nog geen 16 vierkante meter.