U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Martinetstraat 5

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Het dichtgetimmerde Martinetstraat 5 van voren.
De huizenrij vanaf Martinetstraat 1 tot en met 11, 1953.
Linksonder herkennen we in de inmiddels gesloten gevelwand een hoek van het dak van Martinetstraat 1, vervolgens 3, 5, 7-9 en 11, vervolgens de Wiemel (straat).
Martinetstraat 1 is inmiddels gesloopt, vanaf 3 staan de huizen er nog, ca 1960.
Links herkennen we het dichtgespijkerde Martinetstraat 5.
Martinetstraat 7-9 en 11 goed in beeld, 1976.
Het inmiddels dichtgetimmerde huis.
Van de linkerzijde gezien.
Herkenbaar zijn de huizen 5, 7-9 en 11.
Martinetstraat 7-9 en (Oude) Martinetstraat 11 zijn op deze luchtfoto uit 1985 nog te zien, Martinetstraat 5 was al afgebroken.
Het dichtgetimmerde pand van de rechterzijde, met de afsluitingsmuur die geplaatst is toen de rest van het pand werd afgebroken.

Martinetstraat 5 is een voormalig adres in Deurne. Ernaast werd rond 1937 het dubbele blok Martinetstraat 7-9 gebouwd, dat hieronder ook wordt toegelicht.

Vroegste geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Het huis Martinetstraat 5 stond aan de huidige Oude Martinetstraat, ongeveer ter plaatse van het achterste deel van het latere Rabobankgebouw, niet ver van de kleine parkeerplaats die er nu ligt. Het huis moet er al in 1701 gestaan hebben, wellicht zelfs al in 1695.[1] Eigenaar was in 1701 Hendrik Jansen vande Laer, die een huis, hof en aangelag op de Corten Steenweg bezat, 33 roeden en 1 voet groot. In 1704 was het precies dit huis, dat eigendom was van de overleden zoon Francis. In 1733 werd een taxatie uitgevoerd van de goederen die met de dood waren achtergelaten door Hendrik van de Laar. Ook dit huis behoorde ertoe.

In 1736, 1741, 1746 en 1751 was Willemijna vande Laar eigenaresse van het pand. Het werd in die tijd verhuurd aan Antoni Kuijpers (1736), Helena Hikspoor (1741, 1746), Hendrik Doers (1741), de weduwe Jan Manders (1741), de weduwe Marten Verhoeven (1746), de weduwe Claas Slaats (1746), Wilbert Gommans (1751), de weduwe Jan Aart Smits (1751) en Jenneke van Overland (1751). Willemijn bewoonde het pand bovendien zelf in 1741 en 1746. In 1754 verkocht Willemijn, geassisteerd met Hendrik Roijmans, het huis aan Jan Groenewald. Het was nog altijd 33 roeden 1 voet groot. In 1755 vond er een erfmangeling plaats. Het erf ging toen over naar Petrus Goossens. Huurders waren Jan Ansems (1756, 1761), Paulus van de Moosdijk (1756), de weduwe Jan Golofs (1756), een zekere Verbeek (1756), Tomas Fransen (1761), Jan Elbers (1781), de weduwe Van Coll (1781), Hendrik Goossens (1786, 1791), Dora van de Moosdijk (1786), de weduwe Goort Welten (1791), Jan Melgers (1798, 1803) en Jan van Laanen (1798-1803). Pieter bewoonde het huis zelf in 1766, 1771 en 1776. Hij overleed tussen 1798 en 1803, en zijn weduwe werd de nieuwe eigenaresse.

Een huis ernaast werd vermoedelijk rond 1800 gebouwd. Het was eveneens eigendom van Joanna Vervoordeldonk (-1812), de weduwe van Petrus Goossens, en werd in 1803 bewoond door de weduwe van Goof van den Heuvel. In 1818 werden alle goederen van de weduwe Goossens verdeeld onder de kinderen. Het derde lot ging naar Jan Melgers, te weten huis, schuur, stalling en een klein huisje, nabij de kerk, groot 25 roeden.

Kadastrale ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

Het oude huis en een linnenfabriek[bewerken | brontekst bewerken]

In 1832 was het woonhuis met kleiner huisje ernaast kadastraal bekend als Deurne E 39 (huis, schuur en erf, eigendom van Jan Melgers, 393 m² groot, van klasse 6), Deurne E 40 (moestuin, eigenaar idem, 740 m²) en Deurne E 41 (huis, eigenaar idem, 85 m², van klasse 8). Het laatstgenoemde huisje was een smal huisje aan de linkerzijde van het huis, dat verder met de lange zijde aan de straat lag. Rechts van het huis lag, wat verder van de weg, de genoemde schuur.

Rond 1844 (dj. 1845) werd de boedel van de overleden Melgers verdeeld.[2] Zijn drie ongehuwde zonen erfden het meeste van hun vader.[3] Rond 1868 (dj. 1869) werden de bezittingen opnieuw verdeeld, ongetwijfeld in verband met het overlijden van de jongste broer Antonij in januari 1868. Toen timmerman Gerrit later dat jaar ook stierf, vond rond 1869 (dj. 1870) een successie plaats.[4] Timmerman Hendrik was nu alleen eigenaar van de huizen, de moestuin en nog de nodige landerijen.

Rond 1881 (dj. 1882) werd het huis E 39 gesplitst, waarna de omschrijving was huis, schuur en erf, huisje. Kort daarna werd het totale complex van E 39, 40 en 41 hernummerd naar E 1526 (huis, linnenfabriek & tuin, 1005 m²) en E 1527 (huis erf, 213 m²). De splitsing hield in dat de schuur aan de rechterzijde van het huis werd verbouwd tot woning (E 1527), terwijl het huis met het smalle huisje ter linkerzijde werd gebruikt als huis en linnenfabriek (E 1526). Waarschijnlijk werd de linnenfabriek hier gevestigd door een huurder na de dood van Hendrik, maar wie die fabriek hier uitbaatte, is nog niet bekend. Wel weten we, dat sinds 1863 kleermaker Peter Johannis Vreden (1834-1890) dit pand Dorp A.225 bewoonde met zijn gezin. Ook Theodorus Köhnen (1834-1881) met zijn gezin en Godefridus Swinkels (1824-1878) met zijn gezin woonden hier met hun gezinnen in de jaren 60 en 70 van de 19e eeuw. Het gezin Swinkels woonde hier nog toen verhuurder Hendrik Melgers stierf, en het is dan ook niet onmogelijk dat een lid van deze familie hier de linnenfabriek had. Rond 1881 (dj. 1882) werden de bezittingen, na de dood van Hendrik, verkocht.[5]

Bierbrouwer Joseph Johannis van de Mortel (1845-1889) kocht de beide panden van de erven Melgers. Rond 1882-1883 (dj. 1883 en dj. 1884) werden de percelen gesplitst. Het westelijke smalle huis werd deels afgebroken en in het oude huis werden drie woningen ondergebracht (E 1616, 1617 en 1618). In het tweede huis, de vroegere schuur, werden nog eens twee woningen gebouwd (E 1619, 1620). Het was een duidelijk voorbeeld hoe een belegger een huis 'opknipte' om er een zo groot mogelijk aantal profitabele woningen van te maken. De vijf woningen in de twee gebouwen werden rond 1922 (dj. 1923), na de dood van de weduwe Van de Mortel, verkocht.[6]

Koper was de bakker Nicolaas Meulendijks (1872-1954). Daarna gebeurde er iets 'wonderlijks'. Meulendijks liet van het oude huis vooral het gedeelte staan dat bij de verbouwing van 1881 was voortgekomen uit het smalle huisje ter linkerzijde. Een klein deel van het oude huis E 39 bleef ook bewaard, een nieuwe zijgevel aan de rechterzijde sloot het gespaarde deel af. Ter plaatse van de gesloopte vroegere schuur en het resterende deel van het oude huis kwam rond 1937 (dj. 1938) nieuwbouw, een blok van twee huizen. Dit werd het dubbele huizenblok Martinetstraat 7-9. Kadastraal werd het geheel van het gespaarde deel van het oude huis (Martinetstraat 5) en het nieuwgebouwde dubbele blok (Martinetstraat 7-9) vanaf dat moment aangeduid als E 2348.[7]

Martinetstraat 5[bewerken | brontekst bewerken]

Rond 1953 (dj. 1954) liet Meulendijks het erf met de drie woningen splitsen.[8] Het blok met de twee woningen, Martinetstraat 7-9, bleef in handen van Meulendijks. Martinetstraat 5 ging naar de timmerman Antonius Wilhelmus Meijer (1895-1953), met als adresaanduiding Schoolstraat F.83. Zijn vader Hendrikus Meijer (1854-1931) zou het eerder al van Meulendijks gehuurd hebben.[9] Na de dood van Meijer jr. werd het huis gekocht door overbuurman Marinus Joseph van Goch (1903-1975). In die tijd huurde Toon Kuunders, die er zo'n tien jaar woonde en in het midden van de jaren 50 naar de Kruisstraat vertrok. Meijer jr. woonde bij Kuunders in. Daarna woonde er nog enige tijd Johannes Keunen (1933-1996). Kuunders herinnerde hem abusievelijk als een dochter van een zekere Keunen van de Schutsboom.[10]

In die tijd kreeg het na de hermeting de kadastrale aanduiding K 343. Rond 1968 (dj. 1969) volgde een gedeeltelijke sloping, waarna het pand als ruïne werd beschreven. Rond 1976 (dj. 1977) ging het bij een boedelscheiding over naar twee kinderen Van Gogh, die het rond 1979 (dj. 1980) verkochten aan de Rabobank. Voor de bouw van de nieuwe bank werd het gesloopt.[11]

Martinetstraat 7-9[bewerken | brontekst bewerken]

Rond 1954 (dj. 1955) werd het dubbele woonhuis van Meulendijks gesplitst verkocht. Martinetstraat 7 ging naar veehandelaar en slager Johannes Henricus Antonius van de Ven (1911-1983), in dienst bij slagerij Van Goch aan de overzijde van de straat. Bij een hermeting rond 1956 (dj. 1957) kreeg het pand de nieuwe aanduiding K 344.[12] Na zijn dood ging het pand volgens testament over aan de weduwe Van de Ven, onder wie het kadastraal hernoemd werd naar K 1213.[13]

De andere helft van het dubbele blok, Martinetstraat 9, ging naar Johannes Lutters (1908-1992). Bij de hermeting van rond 1956 (dj. 1957) werd dit pand K 345, later nog hernummerd naar K 1214.[14]

Het dubbele pand Martinetstraat 7-9 werd rond 2000 afgebroken.

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Meulendijks gaat er in zijn publicatie over Het Derp vanuit dat het grote huis er later bij werd gebouwd, en het kleinere huis het oude huis is. Waarop dat gebaseerd is, is niet helemaal duidelijk, maar wellicht is hij ervan uitgegaan dat het huis met de beste klassering (6 versus 8) ook het nieuwst was.
  2. Kadastrale leggers Deurne, reeks 1, artikel 427
  3. Kadastrale leggers Deurne, reeks 1, artikel 1364
  4. Kadastrale leggers Deurne, reeks 1, artikel 2136
  5. Kadastrale leggers Deurne, reeks 1 en 3, artikel 2231
  6. Kadastrale leggers Deurne, reeks 3, artikel 2851
  7. Kadastrale leggers Deurne, reeks 4, artikel 5312
  8. Kadastrale leggers Deurne, reeks 4, artikel 5312
  9. Kadastrale leggers Deurne, reeks 5, artikel 8359
  10. Het Boek van Deurne, p. 92
  11. Kadastrale leggers Deurne, reeks 5, artikel 8288; reeks 6, artikel 13616
  12. Kadastrale leggers Deurne, reeks 5, artikel 8607
  13. Kadastrale leggers Deurne, reeks 6, artikel 16740
  14. Kadastrale leggers Deurne, reeks 5, artikel 8608