U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Patronaat

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Bij het gebruik van het woord patronaat zijn er veel mensen die denken aan een gebouw, het was echter in zijn opzet een instituut voor opvoeding, scholing en vorming van rk jongens.


Inleiding

Op 8 juni 1903 keurde de Algemene vergadering van Aartsdiocesane Patronatenbond de onderstaande tekst goed die opgenomen werd in de modelstatuten voor patronaten:

In overleg met de ouders de godsdienstige en maatschappelijke vorming van rk jongelingen uit de volksklasse bevorderen en hen zodoende voor verderfelijke invloeden beschermen bij hunne opleiding voor vak, ambt of bedrijf.

Ontstaan

In enkele plaatsen in Nederland waren, naar Duits voorbeeld, reeds patronaten opgericht. In 1903 besloten de gezamenlijke Nederlandse bisschoppen tot actie en riepen de geestelijkheid in Nederland op om in alle parochies patronaten te stichten voor de schoolvrije jongens. De oproep leidde tot het oprichten van heel veel patronaten, eerst in de steden en nadien ook in dorpen. In 1908 waren in Nederland al 133 patronaten opgericht, dat aantal groeide naar 450 in 1928 waaronder diverse patronaten in de gemeente Deurne.

Patronaten in de gemeente Deurne

In de gemeente Deurne werden in de loop der tijd navolgende patronaten opgericht:

Doel

Het doel van een patronaat was opvoeden. In de Rooms Katholieke Kerk vond men in die tijd dat de kerk daarin een duidelijke taak had. Immers: het doel van het leven was het hiernamaals en het gezag van de kerk wist hoe de gelovigen daar konden komen. In de negentiende eeuw realiseerde men zich bovendien dat de maatschappij sterk veranderde en dat de jeugd in die veranderingen een belangrijke rol zou gaan spelen. Het spreekwoord "wie de jeugd heeft, heeft de toekomst" stamt uit die eeuw.

School

De zesjarige lagere school, volgens een wet uit 1901 werd niet meer voldoende geacht voor het leven. Men leerde er de basisrekentechnieken maar nauwelijks hoe men die kon toepassen in de handel, de bouw en de landbouw. Het vak tekenen was er eveneens niet toepassingsgericht. Het technisch tekenen, onder andere belangrijk voor de timmerman, de meubelmaker, de smid leerde men niet. Tenslotte leerden basisschoolleerlingen weinig over staatsinrichting: de taken van het Rijk, provincies en gemeenten.

Het patronaat moest in dit alles voorzien. Het leidde tot een heel bijzonder scholingsaanbod waarvan de lessen vaak door bijgeschoolde onderwijzers, of door mensen met veel ervaring op een bepaald gebied, gegeven werden. Het patronaat was vooral bedoeld voor rk jongeren uit de arbeidersklasse. Voor de kinderen van deze klasse waren er toen nog weinig mogelijkheden voor een vervolgopleiding. Vooral voor jongens werd dat als een gemis ervaren. De patronaten moesten in die leemte voorzien en de rk kerk stimuleerde dat zeer.

Invloeden van buiten

Rond 1900 kwam ook in Nederland de industrialisatie op gang. Men bekeek die ontwikkeling erg wantrouwend, zeker op het platteland. Niet alleen in kerkelijke kringen dacht men dat het een bedreiging betekende voor het vertrouwde gemeenschapsleven. Het zou leiden tot individualisering en tot een ieder-voor-zich houding. Ook wilde men het nieuwe, opkomende uitgaansleven niet accepteren: kermis, carnaval, dansen en de bioscoop. Het patronaat moest daar een dam tegen opwerpen en voor aangepast vertier zorgen, zoals de bekende zondagmiddag- en avondbijeenkomsten, waarin jongens onder toezicht in het patronaatsgebouw terecht konden voor het spelen van spelletjes, conversatie en zingen en waar ze iets konden drinken.

Ontwikkeling

De scholing in het patronaat werd in de loop van de tijd steeds minder belangrijk. In 1921 werd de Wet op het Nijverheidsonderwijs van kracht en ontstonden er spoedig in alle grotere plaatsen ambachtsscholen.

Met pasen van dat jaar startte in Deurne de Sint-Henricus Jongens Ulo. Met ingang van 1 september 1927 werd in het patronaatsgebouw Rust Roest begonnen met de Lagere Landbouwschool, voortaan werden daar jongeren tot boer of een verwant beroep opgeleid.

In 1928 werd het 7e jaar op de basisscholen ingevoerd. Het duurde nog tot 1 september 1950 voordat de Ambachtsschool in de Lagere jongensschool aan de Visser met 30 leerlingen in de vakken metaalbewerking en 27 leerlingen in de vakken houtbewerking van start kon gaan.

Voor de meisjes ging in het voormalige Huize St. Joseph aan de Visser in 1938 Huishoudschool Sancta Maria in drie klassen verdeeld met in totaal 52 leerlingen aan de slag en ging in 1943 de Sint-Maria meisjes Mulo van start.

Van onderwijs naar vormen van vrijtijdsbesteding

De komst van de vele mogelijkheden van vervolgopleiding betekende dat ook de jongens (en meisjes) uit Deurnese arbeidersgezinnen een gedegen vervolgopleiding konden volgen. Het patronaat was dus genoodzaakt zich meer op de vrijtijdsbesteding van de jeugd te gaan richten: sport, gymnastiek, Hobbyclubs etc. In de loop der tijd verzelfstandigden de meeste activiteiten zich en gingen in verenigingsverband verder, los van het patronaat. Het patronaatsgebouw werd meer en meer een parochiehuis en vanaf circa 1969 een jongerencentrum waar Jongerensociëteit Den Deel geboren werd.

Bron

  • Dr. P. Selten, Het apostolaat der jeugd. Katholieke jeugdbewegingen in Nederland, 1900-1941, Amersfoort, 1991