U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Simon Coolen (1786-1855)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Simon Coolen
Persoonsinformatie
Volledige naam Simon Coolen
Roepnaam Simon
Geboorteplaats Deurne
Geboortedatum 29 oktober 1786
Overl.plaats Nunhem (LB)
Overl.datum 8 september 1855
Partner(s) (1) Agnes Celen (1781-1826)
(2) Elizabeth Verlinden (1801-1852)
Beroep(en) bouwknecht, dagloner
Stamboom.png Coolen

Simon Coolen (1786-1855) was een Deurnenaar van geboorte die herhaaldelijk in aanraking met justitie kwam.

Afkomst en gezin[bewerken | brontekst bewerken]

Hij was het oudste kind uit een gezin van acht kinderen van Antonius Kolen (1759-1842) en Antonia van den Boomen (1760-1816). Hij groeide op in de Walsberg.

Ofschoon hij al 35 jaar was toen hij trouwde, had hij voor het aangaan van zijn huwelijk nog toestemming nodig van de commandant van de legerafdeling waarin hij gediend had. Hij was fusillier geweest bij de vierde compagnie, het tweede bataljon van de tweede afdeling infanterie.

Hij huwde op 4 juni 1822 in Helden met Agnes Celen, (Blerick 23 april 1781 - Meijel 10 april 1826), een dochter van Bernard Celen (Maasbree 1747-1814 Helden) en Anna van de Weem (Baarlo 1754-1823 Helden).

Uit dit huwelijk werd een kind geboren:

  1. Bernardus, (Meijel 29 maart 1826 - Deurne 29 mei 1826).

Zijn vrouw overleed in het kraambed en Simon ging met de baby terug naar zijn vader in Deurne, waar het kind ook overleed.

Hij huwde (2) op 24 januari 1827 in Roggel met de 15 jaar jongere Elizabeth Verlinden, (Heythuysen 6 november 1801 - Roggel 5 februari 1852), een dochter van Mathijs Verlinden en Maria Verhaegen.

Uit dit huwelijk werden ten minste de volgende kinderen geboren:

  1. Agnes, (Roggel 31 juli 1827)
  2. Mathis, (Roggel 25 juni 1838)

Paardendiefstal[bewerken | brontekst bewerken]

Dat Simon als iemand van laag allooi bekend stond, blijkt uit het volgende voorval.

Toen de 54-jarige landbouwster Antonette Hendriks op de Moosdijk op maandag 19 oktober 1829 om zeven uur 's morgens naar haar paardenstal wilde gaan, zag ze dat de deur openstond. De tienjarige donkerbruine merrie, met een zwarte staart en een kleine kol op het hoofd, bleek verdwenen te zijn. De teugel waarmee het paard aan de krib was vestgebonden, was doorgesneden en een ongeveer vier meter lang touw, dat in de stal lag, was verdwenen.

Uit het nagetrokken spoor kon worden opgemaakt dat de dief richting Deurne was vertrokken. Er werd meteen een klopjacht op het paard en de dief georganiseerd. Het paard werd uiteindelijk teruggevonden bij de weduwe Van den Bogaart in Venray. Een haar onbekende persoon, die zich bekend maakte als de knecht van Willem Prinsen uit Helmond, vroeg haar om wat geld met de woorden:

Ik ben hier geheel vreemd en de mensen zullen mij misschien niet geloven, ik wenste dus dat u mij enige kronen wilde geven, om de boter die ik hier bij de een of ander wil gaan kopen, te betalen, dan kan mijn baas u die straks teruggeven.

De weduwe geloofde het verhaal en gaf hem 13 Franse kronen, waarna hij vertrok met achterlating van het paard.

Er verschenen later getuigen die vertelden dat ze daags voor de diefstal Simon Coolen, van wie ze wisten dat die al enige jaren in het Limburgse woonde, in Deurne hadden gezien. Hij was tegen de avond ook in Liessel, en enige tijd later op de Moosdijk, gesignaleerd.

De burgemeester deed daarvan verslag aan de officier van de rechtbank te Eindhoven en noemde Coolen in zijn brief een zeer slecht sujet en nu onlangs uit de gevangenis te Sint-Bernard teruggekomen, alwaar hij een jaar gevangenisstraf wegens diefstal ondergaan heeft.

De burgemeester schreef dat hij, toen hij hoorde dat Coolen zich in Deurne vertoond had, hij meteen het vermoeden had dat Coolen de paardendiefstal op zijn geweten had. Dat vermoeden werd nog eens ondersteund door een verklaring van de nachtroeper dat hij op 19 oktober rond half drie 's morgens iemand te paard had ontmoet die met den persoon van gemelden Simon Coolen ten aanzien van desselves lengte veel gelijkenis had.

Deze paardendiefstal was het belangrijkste criminele feit dat de districtscommissaris Wesselman over 1829 had te melden. Voor zover bekend is er nooit een verdachte gearresteerd.

Landloperij[bewerken | brontekst bewerken]

Simon Coolen moest in 1849 opnieuw voor de rechter verschijnen. Hij woonde toen officieel in Roggel maar werd in Gemert bekeurd wegens landloperij en bedelarij. De rechter sprak hem vrij van bedelarij maar veroordeelde hem wel tot zes maanden gevangenisstraf en betaling van de proceskosten wegens landloperij. Ook moest hij, na het uitzitten van zijn straf, ter beschikking van de Hooge Regering blijven.