U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Sint-Hubrechtschutterij

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bhic 19 447-307A-001.jpg

De Sint-Hubrechtschutterij in Deurne bestond van 1784 en 1787 en kwam voort uit de patriottenbeweging.[1]

Oprichting[bewerken | brontekst bewerken]

Met de strijd in de tweede helft van de achttiende eeuw van de Franse revolutionairen tegen de gevestigde orde aldaar en de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd tegen de Engelsen ontstonden, mede onder invloed van de verlichte Franse filosofen, ook bij ons bewegingen van ontevredenen die veranderingen wensten. Degenen die met deze beweging sympathiseerden, een heterogeen gezelschap van ontevredenen, werden spoedig aangeduid als patriotten of kezen. Hun gemeenschappelijke vijand was de erfstadhouder prins Willem V. Hun ideeën werden gevoed door tijdschriften als De Post van den Neder-Rhijn, de Haarlemsche Courant en de Zuid-Hollandsche Courant. Deze periodieken werden ook in de Deurnese herberg De Roode Leeuw gelezen. De dominee, de pastoor, de kapelaan, de drossaard en nog enkele dorpsnotabelen kwamen daar op donderdagavond bij elkaar om het nieuws te lezen en mogelijk in heftige debatten te bespreken. Men las daar hoe elders het volk naar de wapens en daarmee naar de macht greep. De fanatiekste Deurnese patriotten, waaronder pastoor Swinkels, vonden dat ook hier de bevolking, ondersteund door het dorpsbestuur, bewapend moest worden voor de dingen die komen zouden. Hij had zelfs de president-schepen FGerrit van Schaijk daarover in het voorjaar van 1787 al eens aangesproken, maar het was verboden om privémilities op te richten.

Een aantal prominente jonge Deurnenaren stak de hoofden bij elkaar en op 29 juni 1784 werd in herberg De Zwaan de Sint-Hubrechtschutterij opgericht. De schutterij afficheerde zich ook als jagercorps en misschien waren de leden ook wel beoefenaars van de plezierjacht, mede gezien de keuze op deze patroonheilige. Het is niet bekend of de oprichters van dit gilde al in 1784 ook van plan waren om hun vereniging te laten dienen als dekmantel voor paramilitaire doeleinden. Mogelijk was het aanvankelijk het hoofddoel van het jagercorps uitsluitend de versterking van de onderlinge vriendschapsbanden van de gildebroeders. Waarschijnlijk waren die wel vanaf het begin sterk patriottisch gezind, zoals blijkt uit een actie van de Helmondse president-schepen en waarnemend drost Gerrit van Hogerlinden, een fel tegenstander van het patriottisme. Het gilde bestond nog maar amper twee weken of hij dwong van het Deurnese dorpsbestuur een verklaring af dat, als er schutterijen van herberg tot herberg trokken, zij geen portretten of afbeeldingen van hun patroonheiligen mochten meedragen.

Reglement[bewerken | brontekst bewerken]

Ook uit het reglement van deze vereniging, vastgelegd op de bewaard gebleven kaart, blijkt het hoge democratische gehalte, gemeten naar de maatstaven van die tijd. Zo speelde in het gilde de godsdienst geen rol bij de toetreding, zoals blijkt uit artikel 3. Het reglement bevatte de volgende bepalingen:

  1. Het corps bestaat uit maximaal circa 25 personen. Nieuwe leden worden met meerderheid van stemmen toegelaten. Het entreegeld bedraagt 2 gulden.
  2. Wie trouwt moet een halve ton goed bier schenken. Hetzelfde geldt voor wie zich laat uitschrijven. Uitschrijving moet zes weken voor Sint-Huibertsdag (3 november) aangemeld worden.
  3. Bij overlijden van een lid moet twee gulden en tien stuivers betaald worden. Alle leden moeten ter ere van de overledene zoo als het de religie meedebrengt de lijkstatie bijwonen achter de bloedverwanten en bloedvrienden. Bij verzuim 3 stuivers boete.
  4. Er zijn jaarlijks enkele bijeenkomsten in een herberg naar keuze van meerderheid van stemmen om de onderlinge vriendschap te versterken en om te zamen aldaar vrolijk te weezen. Ieder mag een of twee dames meenemen en daarvoor wordt een vierde van het gelag betaald. Mannelijke niet-leden mogen niet aanwezig zijn tenzij ze buitendorps zijn en toestemming hebben van de officieren. Zij moeten hun gelag zelf betalen.
  5. Binnenkomende gelden uit boetes of bijdragen worden bestemd voor eventuele reparaties. Het restant wordt na stemming verteerd.
  6. De contributie moet zo dikwijls aan de tamboer betaald worden als de vogel geschoten wordt. Zij die een bijzondere functie hebben, betalen zes stuivers en gewone leden twee stuivers.
  7. De officieren hebben de bevoegdheid om de leden bijeen te roepen middels de knecht, de tamboer of de dekens. Wie niet verschijnt, terwijl hij niet buitendorps is, betaalt zes stuivers boete.
  8. De officieren stellen voor wanneer teerdag gehouden wordt. Bij stemming wordt bepaald waar geteerd wordt. Wie niet op de teerdag verschijnt moet toch meebetalen. Wie dan zonder wettige reden buitendorps is betaalt zes stuivers boete.
  9. Wie vloekt of brutaal is betaalt twee stuivers boete. Wie zegt gij liegt het betaalt zes stuivers boete. Op vechten staat een halve ton bier ter waarde van twee gulden 10 stuivers. Wie onwillig is om vrede te sluiten wordt door de dekens buitengezet. Deze mogen daartoe de hulp van andere leden inroepen. Op weigering van die hulp staat tien stuivers boete. Aan de ruziezoeker, of aan een der leden die zich oneerlijk gedraagt, kan na goedvinden van de meerderheid der leden een duit gegeven worden. Dit is een stilzwijgend teken dat de ontvanger zonder opgave van redenen uitgeschreven wordt uit de vereniging.
  10. Niemand mag op de vogel schieten vóórdat de koning het ereschot gelost heeft. Niemand mag door een ander laten schieten. Alleen leden mogen schieten. Als een niet-lid de vogel afschiet is hij aan het corps een ton bier van vijf gulden schuldig en is het schot ongeldig.
  11. Bij geschillen doen de dekens uitspraak. Wie in het ongelijk gesteld wordt betaald twee stuivers boete.
  12. Wie de vogel afschiet en daarmee koning is moet alle leden en aanwezigen in zijn huis trakteren op een ham van 16 pond en een stuk rund- of kalfsvlees van 16 pond en bier over tafel. De tafel moet ongedekt zijn en het gezelschap mag niet langer dan een uur in huis blijven.
  13. Iemand die drie keer achtereen de koningsvogel afschiet is keizer totdat een volgende dat doet. De keizer heeft vrije vertering op de patroon- en vierdagen. Hij draagt dan het zilveren hart van de koning. Als iemand keizer wordt dan wordt onmiddellijk opnieuw de koningsvogel geschoten.
  14. De koning hoeft twee jaar lang het gelag niet te betalen. Hij moet wel een zilveren plaat aan het corps schenken, waarop zijn naam en het jaartal gegraveerd zijn. Nadat hij eer bewezen heeft aan de nieuwe koning moet hij het zilver aan de deken teruggeven.
  15. Een keer in de twee jaar zullen bij het vogelschieten de officiersplaatsen van cornet, kapitein en vaandrig verkocht worden. De dekens worden bij meerderheid van stemmen aangenomen. Jaarlijks treedt er één deken af die dan zijn rekening moet verantwoorden.
  16. Wie vóór of ná het stemmen op een of andere wijze daarop commentaar heeft moet drie stuivers boete betalen aan de armen.
  17. Bij meningsverschillen mag niemand geroyeerd worden. Iedereen moet elkaar bijstaan.
  18. De dekens moeten zorgen voor naleving van dit reglement en de boetes opleggen. Als ze daarin nalatig zijn dan moeten ze de boete zelf betalen en voldoen aan de officieren.
  19. Dit reglement zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de vrouwe van Deurne.

Leden[bewerken | brontekst bewerken]

De volgende zeventien personen waren bij de oprichting in 1784 lid:

  • Jan Willem van de Mortel, koning en herbergier van De Roode Leeuw
  • Louis van den Berg, kapitein
  • Willem van de Mortel, vaandrig en herbergier van De Zwaan
  • Johannes Goossens, cornet
  • Theodorus Goossens, deken
  • Antonie Goossens, deken
  • Peter Vrients
  • Martinus de Veth
  • Willem de Veth
  • Jozef de Veth
  • Willem Hendrik Goossens
  • Eijmert Hendrik Goossens
  • Peter van Oijen
  • Hendricus van der Bloemen
  • Gerardus Goossens
  • Johannes de Veth
  • Jan van de Mortel.

Later werden ook nog lid:

  • een broer van Hendrik van der Bloemen
  • Joost van de Mortel
  • Francis Thomas Fransen.

Activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

In de eerste jaren van haar bestaan heeft het gilde zich waarschijnlijk uitsluitend met vogelschieten, beugelen, achter herberg De Zwaan lag een beugelbaan, gezellig samenzijn en teerdagen beziggehouden. Maar toen in de lente en zomer van 1787 de revolutionaire woelingen, ook in Deurne, steeds heftiger werden besloten de gildenbroeders zich met geweren of snaphanen te gaan bewapenen. Aan de gepensioneerde militair Wouter Pruijs werd gevraagd of hij hun wilde leren exerceren. Later werd verklaard dat zij lieden voor plaisier om in goed ordre in de schut te konnen optrekken gaarne zoude leeren. Veel patriotten dachten toen dat de Fransen ieder moment konden komen om het land te bevrijden van Oranje en het erfstadhouderschap. Ze zouden echter nog zes jaar moeten wachten. Ondertussen werd er op het marktveld tussen De Zwaan en De Roode Leeuw driftig geoefend door de leden van het jagerscorps.

De stemming sloeg om toen prins Willem V een groot leger uit Pruissen te hulp riep om in de Nederlanden de oude orde te herstellen. De patriotten kropen in hun schulp of vluchtten naar het buitenland en in de steden sloegen de Oranjeklanten aan het plunderen, waarbij geld en goed van de revolutionairen geliefd doelwit was. In Deurne schijnt het wat dat betreft wel rustig te zijn gebleven ofschoon er op een van die dagen in het holst van de nacht de kerkklokken geluid werden. Er waren sterke geruchten dat het oranjerapaille al plunderend vanuit Tilburg via Eindhoven en Helmond onderweg was naar Deurne, maar er werd hier niemand gesignaleerd.

Toen de prins de touwtjes weer stevig in handen had moest ook in de Peel orde op zaken gesteld worden. Het huis van pastoor Swinkels, die een heethoofdig en driftig patriot heette te zijn, werd grondig doorzocht en hij kreeg een aantal dagen huisarrest. Ook predikant Ross werd op het matje geroepen. Hij had de laatste tijd verzuimd had om aan het einde van de zondagsdienst voor het welzijn van de prins te bidden, een teken dat hij patriottisch gezind was. Hem werd zelfs dringend geadviseerd om de orders van hogerhand, die betrekking hadden op zijn functie, maar eens uit zijn hoofd leren.

Van de schutterij moesten alle geweren, het vaandel, het gildezilver, de trom, de pieken en de papieren worden ingeleverd. De geweren werden later naar het garnizoen in 's-Hertogenbosch gebracht. De overige bescheiden werden in bewaring gegeven op het kasteel. De schutsboom, die op de Warande was opgericht, moest neergehaald worden. Uiteraard werd de vereniging zelf ook ontbonden. Zo kwam een spoedig einde aan het korte maar roerige leven van de Sint-Hubrechtschutterij. Uiteindelijk kwam het niet tot een strafrechtelijke procedure tegen de leden van de schutterij, maar toch durfde het bevoegd gezag de in beslag genomen gilde-attributen niet terug te geven uit angst dat dit gezien zou worden als een overwinning voor de patriotten.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Veel gegevens over dit schuttersgilde zijn terug te vinden in het Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC) in het archief van de Raad van Brabant toegangsnummer 19 inv.nr. 447.307.A.
    Over dit gilde werd ook gepubliceerd door:
    •Dr. A.R.M. Mommers - Brabant van Generaliteitsland tot Gewest deel 1 1953 blz. 260-261
    •Pieter Koolen De Deurnese St. Hubrechtschutterij 1784-1787 in D'n Uytbeyndel nummer 51 najaar 2002 blz. 18-24