U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Brand van 1 maart 1932

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De brand van 1 maart 1932 in de veenderij achter De Nachtegaal vernielde enkele bulten turf van particulieren en een partij turf van het Gemeentelijk Veenbedrijf.


Veldwachter Van den Heurik maakte daarvan het volgende rapport.

Naar aanleiding van een op Dinsdag 1 Maart 1932 plaats gehad hebbende veenbrand in de veenderij achter de boerderij "De Nachtegaal" onder de gemeente Deurne, waarbij een complex heide en smeelen zijn afgebrand, waarvan tengevolge drie bulten turf van particulieren personen en een partij turf van het Veenbedrijf der gemeente Deurne zijn verbrand, heb ik Arnoldus van den Henrik, veldwachter der gemeente Deurne tevens onbezoldigd rijksveldwachter, wonende te Zeilber4, de eer U E.Achtbare het volgende te rapporteeren.
In verband met vorenstaande hoorde ik MARTINUS van STRAETEN, wonende nabij de Nachtegaal die verklaarde;
"In den namiddag van Dinsdag 1 Maart j.l.zag ik van af onze woning brand was uitgebroken in de veenderij waar de boeren van Zeilberg veelal hun turf hebben staan.
Omreden ook daar ter plaatse onzen turf stond ging ik even per rijwiel kijken en zag toen dat het hevig brandde tusschen de turfmijten in van den aldaar staande boerenturf.
In de veenderij bij den brand werd door mij niemand gezien, als den veenderij Opzichter Driekske Manders, die zich achter een aldaar staand turfrijtje stond te warmen en het vuur bijna tegen den turf opging, terwijl door Manders geen moeite werd gedaan om het vuur uit te krijgen.
Ik ben toen direct terug naar huis gefietst om volk te halen, hetgeen ook is gebeurd en wij uit alle macht hebben geprobeerd om te voorkomen dat die turfmijten in de vlammen opgingen. Toen wij goed en wel daar waren kwam ook volk van het veenbedrijf om meden den brand te helpen blusschen."
Daarna hoorden ik rapporteur, Hendrik Manders, veenderij Opzichter der gemeente.Deurne thans Opzichter bij de werkverschaffing op het "Kanveld" die verklaarde;
"In den namiddag van Dinsdag j.l, terwijl ik in gezelschap van de opzichters Strijbosch en van den Heuvel op het Kaanveld bezig waren met het opmeten van perceelen grond, zagen wij dat brand was uitgebroken in de veenderij ter plaatse waar veelal de boeren van Zeilberg hun turfvelden gepacht hebben, doch waar ook veel turf van de veenderij aan mijten zit.
Aanvankelijk dacht ik dat dit vuur een zoogenaamd koffievuurtje zou zijn, doch bemerkte al spoedig dat het daarvoor een veel te veel grooten omvang kreeg, waarop ik tegen Strijbosch en van den Heuvel zeide, ik ga toch eens kijken en daar gekomen zijnde, zag ik, dat het vuur al reeds zich had verspreid tot aan de aldaar staande boerenturfmijten.
Alleen kon ik aan dien brand niets doen, doch juist toen ik daar was, zag ik dat een zoon van van Straeten per rijwiel kwam aan rijden. Ik ging dezen jongen tegemoed en vroeg hem of hij volk wilde gaan halen, daar anders den heelen boerenturf opbrandde. Ik ging toen om Strijbosch en van den Heuvel die inmiddels zelf al op komst waren, daar zij wel zagen dat het aldaar ter plaatse wel noodig zou zijn. Wij hebben toen gezamelijk met enkele aldaar in de buurt wonende boeren getracht het vuur meester te worden, doch konden niet beletten dat al den turf gespaard bleef."
Vorenstaande verklaring door Manders afgelegd werd tenvolle bevestigd door de beide persoonen die op dien dag met Manders aldaar werkzaam waren geweest; Strijbosch en v.d. Heuvel doch konden geen van drie verklaren hoe of aldaar den brand ontstaan was. Aldus door mij veldwachter naar waarheid door mij op la gemaakt dit rapport, te Deurne 3 Maart 1932.

Die zelfde dag was er ook een Peelbrand die onder Bakel ontstond en de gemeentebossen in het Goor bedreigde, maar tijdig kon worden gestopt.


Veldwachter Frans de Clerck stelde daarover het volgende rapport op:

Op Dinsdag 1 Maart 1932, des namiddags omstreeks 8 uur werd mij, Franciscus de Clerck, Chef-Veldwachter te Deurne, door de gemeentepolitie te Milheze telefonisch medegedeeld dat een peelbrand woedde in de veenderij, gelegen onder de gemeente Bakel c.a. en dat bij den fellen Noord-Oostelijken wind ook gevaar dreigde voor de gemeentebosschen van Deurne en gelegen op het Goor alhier. Ik heb onmiddellijk den Directeur van het Ontginningsbedrijf der gemeente Deurne, Th. v.d. Weijer, gewaarschuwd en mij met deze en den gemeenteopzichter Van Hoek begeven naar de plaats waar de brand woedde. Daar gekomen constateerde wij, dat onder de gemeente Bakel c.a. een groot complex heide in brand stond doch indien de wind uit dezelfde gunstige richting bleef waaien er geen direct gevaar voor de gemeentebosschen te vreezen was. Niettegenstaande dat oordeelde het v.d. Weijer het toch raadzaam om een paar menschen bij den brand te doen waken, waartoe hij dan ook heeft besloten. Daar in den nacht het vuur al dichter de gemeentebosschen naderde achtte de bewakers het noodig meer menschen te waarschuwen en hebben den opzichter Van Hoek en nog een paar andere menschen opgehaald. Het vuur is de gemeentebosschen tot op ongeveer 50 meter genaderd en zich toen tegen een aldaar aanwezige greppel dood gebrand, zoodat de gemeentebosschen zijn gespaard gebleven en de brand niet op Deurnsch grondgebied is geweest. Hoe de brand is ontstaan is ons niet bekend. Waarvan door ons naar waarheid is opgemaakt dit rapport te Deurne op 2 Maart 1932.