Burgerlijk Armbestuur
Het Burgerlijke Armbestuur, ook wel het algemeen armbestuur genoemd, regelde plaatselijk de zorg voor armen, zieken en gebrekkigen. Deze zorg werd alleen verstrekt als de naaste familie de behoeftige niet wilde of kon ondersteunen.
Reglement Vlierden 1856[bewerken | brontekst bewerken]
In de door de gemeente Vlierden op 6 juni 1856 opgestelde verordening van het Burgerlijk Armbestuur waren de volgende bepalingen opgenomen:
- Er zijn drie armmeesters, waarvan een regerend en twee assisterend.
- De armmeester wordt benoemd voor een periode van drie jaar; als de benoeming wordt geweigerd dan moet er 12 gulden boete worden betaald. Er is mogelijkheid tot het stellen van een plaatsvervanger.
- De gemeenteraad beslist ten aanzien van het stellen van een plaatsvervanger.
- De armmeesters treden af en worden (her)benoemd op 2 februari. Een benoemd armmeester is de eerste twee jaar assisterend en het derde jaar regerend.
- Vóór 1 november biedt het armbestuur de begroting aan bij de gemeenteraad.
- Vóór 1 mei wordt de rekening van de afgetreden armmeester ter goedkeuring aan de raad voorgelegd.
- Het armbestuur vergadert tenminste een keer per drie maanden.
- De regerend armmeester regelt de bedeling naar de maatstaven die zijn aangenomen door de vergadering van het armbestuur.
- De regerende armmeester is verantwoordelijk.
Toen door Gedeputeerde Staten in 1896 aan de gemeente Vlierden werd gevraagd of er een verordening op het Armbestuur was, werd in eerste instantie geantwoord dat dit niet het geval was. Later kwam alsnog voornoemd reglement boven water en werd het naar de provincie gestuurd. In het slot van de antwoordbriefvan de provincie naar de gemeente Vlierden stond: Tevens doen wij aan U opmerken dat het ons in geen geringe mate bevreemdt, dat eene zoo gewichtige verordening als die op het burgerlijk armbestuur uwer gemeente, aan U niet bekend schijnt te wezen.[1]
Reglement Vlierden 1913[bewerken | brontekst bewerken]
In de Vlierdense raadsvergadering van 8 juli 1913 werd een nieuw en aanzienlijk uitgebreider reglement voor het Burgerlijk Armbestuur vastgesteld.
Het 32 artikelen tellend reglement bepaalde nog steeds dat het bestuur uit drie armmeesters bestond, die voor een periode van drie jaar benoemd werden. De benoeming geschiedde door de gemeenteraad op voordracht van B & W. Tussen de leden mocht geen bloedverwantschap of zwagerschap in de 1e of 2e graad bestaan. De merkwaardige boeteclausule was hier geschrapt.
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werden door de plaatselijke parochies de katholieke Sint-Vincentiusverenigingen opgericht. die ondersteuning boden aan katholieke behoeftigen. Voor zover kon worden nagegaan bestond zulke verenigingen alleen vanaf 1913 in de oude parochie Deurne en in Zeilberg. In Vlierden was er geen Vincentiusvereniging. Het zou in de 100 procent katholieke Vlierdense gemeenschap naast het Burgerlijk Armbestuur ook overbodig zijn. In het genoemde reglement was wel de bepaling opgenomen dat men eerst tevergeefs hulp moest hebben gevraagd bij een kerkelijke, bijzondere of gemengde instelling van weldadigheid vooraleer men hulp kon krijgen bij het Burgerlijk Armbestuur.
Als daartoe de gelegenheid bestond, moest aan een valide arme zo veel mogelijk steun worden verleend in de vorm van loon voor hem passende arbeid. Ondersteuning in geld werd bij voorkeur door de leden van het armbestuur bij de ondersteunde thuis gebracht, evenwel zoo weinig mogelijk op vaste tijden, opdat zij zoveel mogelijk op de hoogte blijven van de toestand van de ondersteunde.
Behoeftigen konden ook worden uitbesteed aan betrouwbare instellingen of partikulieren, maar niet bij personen die misbruik maakten van sterkte drank of van wie het zedelijk of maatschappelijk bedrag bedenkelijk is.
Bronnen, noten en/of referenties
|