U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Eerste Wereldoorlog

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Alhoewel de Eerste Wereldoorlog vanwege onze neutraliteit aan ons land en dus ook aan de gemeente Deurne en Liessel voorbijging had het krijgsgeweld indirect ook in het plaatselijke dagelijkse leven grote gevolgen.


Onze zuiderburen trokken in het begin van de oorlog massaal de grens over en en een aantal Belgische vluchtelingen vond in Deurne een veilig onderdak. Eind oktober 1914 verbleven er 32 Belgen in Deurne. Voor een gedetailleerd overzicht zie de pagina Belgische vluchtelingen. Voor zover bekend verlieten in de loop van de daarop volgende maanden weer ons dorp, maar een enkeling bleef hier, zelfs nadat de oorlog beëindigd was.

In Den Haag werd een Afdeling Crisiszaken in het leven geroepen en deze instantie wilde van de gemeentebesturen precies weten hoeveel paarden er in de gemeente Vlierden en de gemeente Deurne en Liessel waren om deze eventueel te kunnen inzetten voor de cavalerie. Men was ook geïnteresseerd in de aantallen wilgen, populieren en notenbomen die hier groeiden. Laatstgenoemde houtsoort was uitstekend geschikt voor de vervaardiging van geweerkolven.

Doordat er geen brandstoffen vanuit het buitenland konden worden aangevoerd werd de stookturf uit de Peel zeer geliefd en stegen uiteraard de prijzen, een situatie waarvan het Gemeentelijk Veenbedrijf en de Maatschappij Helenaveen hadden kunnen profiteren, ware het niet dat de overheid maximumprijzen vaststelde voor de brandstoffen. Van de andere kant viel de buitenlandse markt voor turfstrooisel, die in de vooroorlogse jaren zo'n grote vlucht genomen had, helemaal in.

Maar ook werd het aan de particuliere boeren en burgers verboden om turf buiten de gemeentegrenzen te brengen. Vlierden dreigde daarvan de dupe te worden en de Vlierdense burgemeester moest bij het ministerie duidelijk maken dat zijn boeren vanouds afhankelijk waren van de winning van turf op de van Deurne gepachte Peelveldjes. Er werd een brandstoffencommissie in het leven geroepen en ook voor de voedseldistributie werd een groot ambtelijk apparaat opgetuigd.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden door het Ministerie van Oorlog allerlei plannen gemaakt voor het geval ook Nederland in de oorlog betrokken zou raken. Met betrekking tot Deurne en Vlierden waren de belangrijkste punten:

  • Deurne zou vallen onder een stelling, die liep van Gemert tot de Maas, waarbij de gemeente ten noorden van de kerk van Liessel onder de groepen Helmond en Asten van de noordelijke sector viel. Zuidelijk Deurne zou vallen onder de groep Meijel van de zuidelijke sector.
  • De twee tot vier bataljons van de groep Helmond zouden gelegerd worden in Deurne en die van de groep Asten in Vlierden.
  • Er werden concrete plannen gemaakt voor het gebruik van station Deurne.
  • Het Groot Kasteel zou als hulpziekenhuis worden ingericht omdat de hulpverbandplaatsen in Helmond en Asten niet langdurig gewonden zou kunnen verplegen.
  • Het schoollokaal in het Lambertusgesticht kon dienen als kantonnementsziekenverblijf, waarbij de zusters behulpzaam zouden kunnen zijn.
  • Dat gold ook voor het Sint-Antoniusklooster in Liessel.
  • Boterfabriek De Nijverheid in Vlierden werd geschikt geacht als badgelegenheid.
  • De strategische betekenis van de wegen Deurne-(Bakel)-Helmond, Asten-Liessel en Deurne-Liessel werd geanalyseerd.
  • Er zouden drie compagnieën gelegerd worden aan respectievelijk de Peeleik, het Kloostereind en de Blikhalm.
  • In Brouwhuis zou een hulpverbandpost komen.
  • Neerkant en de omgeving van Helenaveen werden geschikt geacht voor het legeren van soldaten van de groep Meijel.[1]
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Een uitgebreide beschrijving van de militaire plannen, met verhelderende kaarten, wordt gegeven door Hans van de Laarschot in zijn artikel Deurne in de verdediging in '14-'18 dat in oktober 2018 verscheen in D'n Uytbeyndel nummer 96, blz. 41-63.