Josephus Matthias Pius Germanus Maria Peerbooms (1916-1944)
Josephus Matthias Pius Germanus Maria (José) Peerbooms (1916-1944) was tijdens de Tweede Wereldoorlog onder zijn bijnaam Don José lid van het verzet en was nauw betrokken bij de moord op een joodse onderduiker. Vanwege zijn mogelijke dubbelrol met de Duitsers werd hij door leden van het verzet geliquideerd.
José Peerbooms was het derde en jongste kind en tweede zoon van August Peerbooms en Jeannette Janssens. Zijn moeder, bij zijn geboorte bijna 45 jaar oud, was een kleindochter van dokter Passtoors.
José Peerbooms was tijdens de Tweede Wereldoorlog deelnemer aan het verzet. In september 1942 was hij nauw betrokken bij de moord op de 17-jarige joodse onderduiker Erwin Michael Joseph in de Bikkels in Vlierden door Hendrik Brandhorst. Brandhorst en Peerbooms beraamden gezamenlijk de moord en Peerbooms hielp mee bij het begraven van het stoffelijk overschot. Zij werden hiervoor tijdens de oorlog niet gearresteerd en veroordeeld.[1]
Hij werd in Leende kort na een schietpartij als verdachte aangehouden toen hij een schietwapen bij zich bleek te hebben. Achteraf bleek dat hij niets met het schietincident te maken had en kwam hij, op voorspraak van een inwoner van Leende, vrij uit de gevangenis in Vught.[2]
In het voorjaar van 1944 was Peerbooms een van de verzetslieden die meehielpen bij het transport van een grote groep geallieerde piloten vanuit Deurne naar Horst-America, welke daar verborgen gehouden werden op De Zwarte Plak. Allengs wierp Peerbooms, die volgens zeggen steeds gewapend rondliep, zich op als leidinggevende in deze verzetsgroep bij beslissingen over het lot van deze piloten, maar hij werd door een aantal leden uit het verzet steeds meer gewantrouwd. Hij beweerde rechtstreeks in contact te staan met de Royal Airforce (RAF) en presenteerde in de verzetsgroep een plan om in de Peel een landingsstrook aan te leggen, waarover de gestrande piloten met een klein vliegtuigje in veiligheid konden worden gebracht. Hij verbood om de groep van 18 piloten te laten vertrekken van De Zwarte Plak zolang over dit plan geen beslissing door de RAF was genomen. Uiteindelijk vertrok de pilotengroep toch naar een boerderij in Veulen.
De achterdocht over de rol van Peerbooms nam toe toen twee leden uit de verzetsgroep, Cor Noordermeer en Nico van Oosterhout, door hem in mei 1944 naar een vergadering van de Raad van Verzet in Utrecht werden gestuurd en daarbij op het station in Utrecht door de Duitsers werden gearresteerd. In augustus werden de twee in Vught doodgeschoten.
Peerbooms zou ook aan enkele leden van zijn verzetsgroep kenbaar hebben gemaakt dat hij op goede voet met de Duitsers stond en zelfs over een door de Gestapo uitgeschreven pas beschikte.
De verzetsgroep vond dat Peerbooms door zijn mogelijke dubbelrol niet langer houdbaar was binnen de groep. Hij werd in opdracht van de leiding van het verzet in een hinderlaag gelokt en bij een langdurig verhoor met de beschuldigingen aan zijn adres geconfronteerd. Er restte de verzetsgroep voor de veiligheid van de eigen leden en van de onderduikers geen andere uitweg dan liquidatie van de verdachte. Nadat hem door een priester geestelijke bijstand was verleend werd hij, waarschijnlijk door leden van zijn knokploeg, op 13 juli 1944 om het leven gebracht. Stoffelijke bewijzen voor zijn dubbelrol kwamen nooit boven tafel. Zijn lichaam werd nooit teruggevonden.[3]
De gebeurtenissen en verhalen rond de figuur José Peerbooms werden kort na de oorlog door Antoon Coolen verwerkt in zijn novelle De Ontmoeting.
Bronnen, noten en/of referenties
|