U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Martinus Melgers (1799-1870)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Martinus Melgers
Persoonsinformatie
Volledige naam Martinus Melgers
Geboorteplaats Deurne
Doopdatum 19 mei 1799
Overl.plaats Deurne
Overl.datum 26 april 1870
Beroep(en) timmerman, bakker
Stamboom.png Melgers

Martinus Melgers (1799-1870) was bakker in Deurne.


Martinus was een ongehuwd gebleven zoon van Joannes Melgers (1764-1836) en Petronilla Goossens (1767-1833).

Op 10 augustus 1823 was hij betrokken bij een caféruziem, waarbij iemand flink gewond raakte aan zijn gezicht. De volgende dag maakte de schout daarvan een proces-verbaal op.

Verscheen Johannis Joseph Beekers, landbouwer, 21 jaar, wonend te Deurne, die verklaarde dat hij zich gisteravond circa half tien ten huize van de weduwe ]]Henricus Goossens (1754-1818)|Hendrik Peter Goossens]], tapster alhier, bevond in gezelschap van Jan Munsters, Lambertus Berkers, Francis Feijen, Louis van Ooijen, Jan Willem Lourense, Peter Gregorius van de Mortel en Martinus Melgers, allen wonend te Deurne. Tussen hem en Peter Gregorius van de Mortel is een woordenwisseling ontstaan en is hij door Van de Mortel buiten de deur geëist maar door de anderen tegengehouden. Van de Mortel is in de kamer gebleven en Beekers is enige tijd in de keuken of het voorhuis blijven zitten. Jan Willem Lourense heeft hem na enige tijd gevraagd om weer naar de kamer te komen. Toen hij enige tijd later in de kamer kwam lagen daar op de grond Jan Willem Lourense en Martinus Melgers met elkaar te vechten. Hij heeft hun trachten te scheiden maar Van de Mortel zei hem: "Gij moet terugblijven" en werd hij vervolgens door hem aangevat en vielen ze samen op de grond. Ze zijn door de aanwezigen dadelijk van elkaar gescheiden. Even later hoorde hij van de Mortel zeggen: "Beekers moet ik hebben" en kreeg hij (Beekers) vervolgens een snede door zijn aangezicht van boven zijn voorhoofd tot door de bovenlip. Peter Gregorius van de Mortel werd vervolgens door Jan Munsters en Louis van Ooijen tegengehouden. Munsters liep daarbij tevens een snede door zijn twee voorste vingers van de rechterhand op. Hij is vervolgens naar de achterkeuken gegaan om zich af te wassen en is met Jan Willem Lourense naar huis gegaan. De heelmeester Antonius Franciscus Josephus Sauvé uit Asten heeft de toegebrachte wonde vandaag verbonden en hierover een schriftelijke verklaring afgegeven, die bij dit proces-verbaal wordt overlegd.
Ondertekend door de schout Van Riet.
De verklaring van mr. Sauvé:
"1. eene wonde geplaatst aan den regter zijdelijken kant des voorhoofts hebbende de lengte van omtrent twee en een halve duim en niet doorgedrongen dan de bekleedselen.
2. eene wonde geplaatst aan de regter opperkaek beginnende op den onderrand der oogskuijl en eindigende op den bovenlip derzelve zijde en hebbende de lengte van omtrent drie duim en tog niet doorgedrongen dan de bekleedselen.
Deze wonden zijn hem toegebragt of wel bekomen heeft door een snijdent instrument veroorzaakt, maar zijn dog den lijdende niet zoo verhinderende of hij kan zijnen gewoonelijken arbeid verrigten."[1]

Bij de volkstelling van 1829 was Martinus timmerman van beroep en woonde hij met zijn ongehuwd gebleven tante Annamaria Melgers op het adres Kerkeind 171.

Op 15 februari 1833 werd timmerman Martinus Melgers door het gemeentebestuur voorgedragen als tweede luitenant bij de Landstorm.

Op 9 juli 1834 was Martinus Melgers, samen met Hendrik Mazel uit Brussel, partij bij een publieke verpachting van te velde staande tiendgewassen.

Op 10 augustus 1836 kocht hij, samen met zijn broers en zus, bij een publieke verkoop door de kinderen van wijlen Jacobus van den Heuvel, voor 223 gulden een perceel bouwland van 4.280 m².

Bij de volkstelling van 1839 was hij de hoofdbewoner van het adres Kerkeind 160. Bij hem woonde toen tevens zijn tantes Margo Melgers, de weduwe van bakker Jan Peter van de Mortel, en was hij zelf bakker van beroep. Mogelijk nam hij dat beroep over van zijn in 1834 overleden oom.

In het gemeenteverslag over het jaar 1851 werd het volgende gemeld:

Gedurende het afgelopen jaar heeft eene hevigen brand plaats gehad ten huize van Martinus Melgers hetgeen oogenblikkelijk gansch ten prooi der vlammen was. Het zelve was tegen brandschade verzekert. Van den daar in wonenden huurder Jan Simon Nooijen zijn onderscheiden handelsartikelen of beschadigd of verbrand en waarvan niet tegen brandschade geassureerd was. Tegelijkertijd vatte de daarbij gelegene met stroo gedekte schuur van de weduwe H. Kuijpers vlam die evenwel bij eene onbegrijpelijke inspanning van krachten heldhaftig werd gered. Andere ongelukken heeft men niet te betreuren gehad.


Bronnen, noten en/of referenties
  1. Archief Provinciaal Bestuur BHIC toegang 17 inv.nr. 12205