U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Protestantse gemeente Deurne

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is nog in bewerking door de auteur die deze heeft aangemaakt.
Gelieve daarom nog even te wachten met aanpassingen en verbeteringen
totdat deze mededeling verdwenen is. Excuses voor het ongemak.
Undcstrmrc.png

De protestantse gemeente Deurne, vroeger ook wel de Gereformeerde gemeente Deurne of Nederlands-Hervormde gemeente Deurne genoemd, kent een rijke geschiedenis die tenminste terug gaat het einde van de Tachtigjarige Oorlog.

Beginperiode

Na de verovering van 's-Hertogenbosch in 1629 door Frederik Hendrik had ook de Meierij van 's-Hertogenbosch, waaronder ook Deurne, Liessel en Vlierden in het Kwartier van Peelland vielen, zich te voegen naar de maatregelen die door de protestantse overwinnaars werden uitgevaardigd. Dat hield ook in dat het retorsie-plakkaat van 1636 voor Deurne ging gelden waarin het de katholieke geestelijken verboden werd hier nog langer te verblijven. In de praktijk zal dat voor de Deurnese katholieke geestelijkheid tot aan de Vrede van Münster nogal meegevallen zijn. De Deurnese pastoor trad nog herhaaldelijk op bij het toedienen van sacramenten, het kopen en verkopen van land en het opmaken van testamenten.

Met de vrede in 1648 hoopten de katholieken dat zij hun kerk konden behouden en alles op de oude voet verder kon gaan. Maar in het vredesverdrag was over de godsdienstvrijheid niets geregeld en dus werd vanaf 1648 door de Staten-Generaal bepaald hoe de verhouding tussen de protestanten en katholieken in de praktijk diende te zijn. Den Haag bepaalde dat de reformatie in het zuiden zo snel mogelijk moest worden doorgevoerd en de eerste maatregelen daartoe waren de toewijzing van de grote kerk aan de protestanten, het beroepen van predikanten en onderwijs en dorpsbestuur zo veel mogelijk in protestantse handen te krijgen.

Tot aan de vrede woonden er weliswaar een aantal protestants gezinden in Deurne maar zij hoorden niet tot een bepaalde kerkelijke gemeente. 1648 kan beschouwd worden als het begin van de protestantse gemeente Deurne, die toen tevens Liessel en de zelfstandige heerlijkheid Vlierden omvatte.

Op 16 juni 1648 verscheen er vanuit Den Haag een plakkaat waarin was bepaald dat alle katholieke geestelijken onmiddellijk het land dienden te verlaten en wie zich daar niet aan hield kon rekenen op een boete van tenminste 600 gulden en arbitrale correctie. Tienden, cijnsen en huren die tot dan aan geestelijken of geestelijke instellingen moesten worden betaald, kwamen nu in handen van de staat. De rentmeester der geestelijke goederen, zoals hij genoemd werd, droeg de verantwoordelijkheid voor de inning en de uitgaven van die gelden.

Al in 1648 werden pogingen ondernomen om een predikant naar Deurne te krijgen. Ofschoon het predikantensalaris hier zo'n 200 gulden boven het landelijke gemiddelde lag, vond men het blijkbaar toch niet erg aantrekkelijk om als predikant in een vrijwel volledige katholieke omgeving te moeten functioneren. De eerste twee predikanten die hier beroepen werden, de dominees Johannes Wonderus en Bartholomeus Nicolai, bedankten dan ook voor hun Deurnese ambt. Abraham Huijsingius was de eerste predikant die zich in 1649 daadwerkelijk in Deurne vestigde. Voor een overzicht in de loop der tijd zie de lijst van predikanten van de protestantse gemeente Deurne.

De dominee preekte slechts voor zijn eigen gezin, de koster en het handjevol Deurnese protestanten. Dat gebeurde in de grote kerk waaruit de katholieken massaal wegbleven. Een poging om de katholieke armen naar de diensten te lokken, onder bedreiging van stopzetting van de bedeling bij verzuim, mislukte ook. Er gingen na 1648 nauwelijks nauwelijks katholieken over tot het protestantisme. De enkeling die wel overstapte deed dat dikwijls niet zozeer vanwege een diepe geloofsovertuiging, maar zoals dominee Feylingius schreef om den brode. Als protestant kwam men namelijk eerder in aanmerking voor allerlei openbare functies en beroepen.

Wrijving met de katholieken

Vooral in de periode tussen 1648 en 1672 waren er nogal eens wrijvingen tussen de aanhangers van de beide geloofsrichtingen. Zo meldde dominee Huijsingius op 16 augustus 1649 bij de schout het volgende:

Dat tot verscheiden reijsen bij ende ontrent hem sijn verscheenen personen, doch hem onbekent, seer smadelijck van hem en den Godtsdienst sprekende doch insonderheijt bij hellen dage op den 15 Augusti 1649 sijnde sonnendach na de middach als
1e. dat hij Huijsinghius met den schoolmeester neffens sijn huijsvrouw wandelende na sijn huijs verscheiden, soo mans als vrouwspersonen, uijt de herberge daer den Valck uijthanght comende hem, den schoolmeester en sijn huijsvrouwe met veel lachen en grove bespottingen hebben onteert;
2e dat op dien selven tijdt de deponent in den hof sijnde en ontrent den wijngaert eenige verscheiden malen heen en weder passerende, hem soo smadelijck hebben bejegent met lacchen, spotten en vuijle redenen, dat het hem eijndelijck heeft verdroten, vandaer moetende wijcken als sulcx niet langer cunnende verdragen.

Die nacht gebeurde er nog meer. Enkele dronken jongelui sloopten in de tuin van de pastorie, die voor de predikant bestemd was, de putzwengel en de gemetselde putkist, gooiden het puin en een schuurdeur in de put, vernielden meerdere fruitbomen en legden een afgescheurde tak van een pruimenboom bij De Zwaan onder het raam van de kamer, waarin Huysingius voorlopig logeerde. De verdachten hadden tevoren herberg De Valk bezocht. Ook hiervan deed de predikant aangifte bij de schout. Er werden 38 personen gedagvaard, die twee volle dagen werden ondervraagd door de schout, toen nog de katholieke Otto de Visschere, en twee schepenen. Het hele onderzoek leverde niets op, maar velen moeten er van geweten hebben en dus meineed hebben gepleegd. Wel moest er als genoegdoening aan de predikant 100 gulden uit de gemeentekas betaald worden.

Dergelijke pesterijen werden onder de noemer paapse stoutigheden gebracht. Omdat het schuldige gepeupel dikwijls niet opgespoord konden worden, werden plakkaten ontworpen die álle katholieken troffen. Weliswaar hadden de katholieken hun kapel op de Grotenberg op Venrays gebouwd om zondags naar de kerk te gaan, maar op andere katholieke feestdagen werden nog steeds binnen Deurne katholieke vieringen gehouden en verbleef pastoor Jacobs nog steeds in Deurne. Huysingius zag het als zijn taak om er op toe te zien dat de wetgeving met betrekking tot de katholieke eredienst ook werd nageleefd. Zo betrapte hij op derde Kerstdag 1649 een katholieke samenkomst op Vreekwijk. Voor De Visschere was het aanleiding om de predikant goedgunstig te stemmen door hem en zijn vrouw een maaltijd met wijn en bier aan te bieden.

Het doel van Huysingius om de katholieken over te halen tot de ware religie had weinig kans van slagen zolang pastoor Jacobs iedere zondag, katholieke feestdag en bij iedere begrafenis met zijn gelovigen uijt en thuijs gaet, eeven buijten onsen dorpe en daer met lasteren en schelden, de waere religie suspect, de gemeente verbittert en onbekeerlijck maeckt. Daarbij was er ook nog een katholieke schoolmeester vanuit Helmond naar de kapel op de Grotenberg gehaald zodat de openbare school onder leiding van de protestantse schoolmeester zo goed als leeg bleef. Hij verzocht dan ook aan de Staten-Generaal om de drossaard opdracht te geven om pastoor Jacobs te vervolgen. Maar De Visschere liet pastoor Jacobs stilletjes zijn gang gaan. De dominee vertelde dan ook in de kerk in het publiek dat De Visschere zijn plicht verzaakte en beklaagde zich daarover ook herhaaldelijk in Den Haag.

Op 11 september 1652 verzochten de Deurnese protestanten Michiel Hendrik Goloffs, Jan van den Bosch, schepen Jacob Geurts, Jan Stoffels, kerkmeester Philips Claas Martens en voorlezer Gevert Jansen hun predikant om naar Den Haag te gaan om daar hun zaak te bepleiten omdat ze bang waren dat bij nacht noch zij zelf noch hun bezittingen veilig waren. Het waren, behalve schepen Michiel Golofs, allen personen die kort daarvoor waren overgegaan naar het protestantisme. Zij klaagden waarschijnlijk dan ook niet zonder reden.

De eerste protestanten

De Deurnesche protestanten van het eerste uur kunnen hoofdzakelijk in drie categorieën worden ondergebracht, namelijk mensen die van huis uit protestant waren en uit andere gewesten naar Deurne kwamen, Deurnenaren die katholiek waren opgevoed en personen uit de omtrek, die zich te Deurne vestigden en tot het protestantisme overgingen.

De eerste protestanten in Deurne waren:

  1. Peter van Bommel, afkomstig uit de Bommelerwaard. Hij werd op 15 juli 1651 door de heer van Deurne tot drossaard en secretaris der heerlijkheid aangesteld en als zodanig op 19 september 1651 door Otto de Visschere, als kastelein van den heer, beëedigd. Hij was een verdraagzaam man, die het de katholieken niet lastig maakte, maar vooral daardoor niet in de gunst stond van zijn latere heer, Rogier Baron van Leefdael.
Bronnen, noten en/of referenties