U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Roofoverval van 25 november 1750

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Bij de roofoverval van 25 november 1750 werd door een onbekend gebleven bende een roofoverval gepleegd bij de Deurnese drossaard 'Antoni La Forme, waarbij grote hoeveelheden geld, sieraden en goederen werden gestolen.


Op woensdagavond 25 november 1750 rond kwart over zeven drong een met pistolen, sabels en bajonetten gewapende bende het huis van de drossaard La Forme aan de (huidige) Schoolstraat) binnen. De dienstbode, die het lawaai hoorde en de deur wilde gaan opendoen, werd vastgegrepen en mee naar binnen gesleurd. Op dat moment was hij, samen met zijn vrouw, zijn nicht Maria Hampen, zijn neef Gerrit Hampen, die schoolmeester van Deurne was, en de dienstmeid Catharina van Duren in huis. Gerrit Hampen wist uit handen van de rovers te blijven en kon zich verstoppen. Hij zag echter geen kans om te ontsnappen en alarm te slaan omdat het huis door de bendeleden was omsingeld en bewaakt. De andere huisgenoten werden echter zeer hardhandig aangepakt, geschopt en aan de haren getrokken en werden daardoor gedwongen om hen het geld en de sieraden aan te wijzen. Maar eerst werden ze met de handen op de rug en met de voeten vastgebonden. Het ging er niet zachtzinnig aan toe want men liep twee bloedende hoofdwonden en een verwonding aan de hand op. Ook legden de bandieten een ijzer in het vuur om de huisgenoten daarmee desnoods brandwonden toe te brengen en daardoor te dwingen om mee te werken.

Enkele dagen na de overval zette La Forme uitgebreid op papier wat er zoal geroofd was. Aan contant geld, dat hij onder zich had, zowel als rentmeester van de heer van Deurne, als rentmeester van de Vrouw van Asten, als diaken van de gereformeerde kerk van Deurne en als secretaris van de Deurnese schepenbank wegens het opmaken van verkoopakten en ontvangen penningen f 710:3:9[1]
Aan eigen geld f 400:0:0
In totaal was er dus aan contant geld een bedrag van f 1110:3:9 meegenomen. Voor dat geld kon men destijds een mooie boerderij kopen. Daarnaast maakte hij nog de volgende lijst van gestolen goederen:

een zilveren horloge met zilveren ketting 28:0:0
een zilveren zeskantige pennenkoker, waarop aan de ene kant zijn wapen en aan de andere zijn naam was gegraveerd 10:0:0
een zilveren beugeltas van zijn vrouw 12:0:0
een gouden ringetje met fijne steentjes 12:0:0
een dozijn zilveren lepels 60:0:0
een dozijn zilveren vorken 60:0:0
een zilveren mosterdlepeltje 1:0:0
twee kleine zilveren vorkjes 2:0:0
ruim dertig schoon gewassen mannen- en vrouwenhemden 90:0:0
een nieuw sits jakje van zijn vrouw 4:0:0
een nieuwe degen met spin bok handvat 10:0:0
een rotting met ingelegde parelmoeren knop 1:0:0
een nieuwe blauwe damasten kamerjapon gevoerd met gestreept kalemink 25:0:0
twee gouden ringen van zijn vrouw 12:0:0
een zilveren beugeltas 16:0:0
een zilveren beker van de kerk die gebruikt werd het H. Avondmaal 35:0:0

De totale waarde van het geheel was dus 1488:3:9 gulden

Vervolgens werden de goederen opgesomd die eigendom waren van Gerrit Hampen, de Deurnese schoolmeester en neef van de drossaard:

een zilveren zakhorloge met ketting 45:0:0
een paar grote en mooie zilveren gespen 7:10:0
drie paar handschoenen, waaronder een paar nieuwe hardleren 2:10:0
een nieuwe slaapmuts 0:12:0
vier hemden 11:0:0
twee zakpistolen 3:0:0

Tenslotte somde hij ook nog de gestolen goederen van zijn nicht Maria Hampen op:

een paar grote oorringen met blauwe bellen 7:0:0
een grote zilveren beugeltas 16:0:0
een zilveren snuifdoos 4:0:0
een zileren vingerhoed 0:15:0
een paar zilveren schoengespen 5:0:0
een zilveren ketting en een gewone schaar 4:0:0
een gestreepte kaleminken rok 9:0:0
van de dienstmeid Catharina van Duren was nog gestolen der waarde van 6:10:0

In totaal namen de boeven dus ter waarde van ruim 1638 gulden mee.

Later ontdekte La Forme nog dat er ook een geldbedrag van 60 gulden, dat hij van de gemeente onder zich had, geroofd was. Verder miste hij nog een nieuwe kaleminken borstrok, drie linnen gestreepte borstrokken, een nieuwe kaleminken gevoerde borstrok, enkele zakdoeken en ander goed.

In anderhalf uur tijd, rond kwart voor negen vertrok de bende, hadden de rovers de drossaard van Deurne straatarm gemaakt. Maar La Forme verzocht aan de Staten-Generaal, het opperste en directe gezag over het Noord-Brabant van die dagen, dat hem de geleden schade door de inwoners van Deurne zou worden vergoed. Zijn verzoek werd op 18 januari 1751 gehonoreerd met een besluit waarin bepaald werd dat de drossard schadeloos zou worden gesteld, en de benodigde gelden uit een verhoogde personele belasting gedurende drie jaar zou worden gehaald.

Dit besluit wekte veel weerstand bij de Deurnese bevolking en er werden enkele topadvocaten van die tijd in stelling gebracht om te bezien of het kon worden aangevochten, maar de rechtsgeleerden waren unaniem in hun oordeel dat dit weinig kansvol was. Wel werd later een commissie samengesteld die aan de drossaard voorstelde om, uit medelijden met de vele arme Deurnese inwoners, zijn schadeclaim met een derde te verminderen. Omdat daarmee ook andere instanties, zoals de Vrouw van Asten, de Heer van Deurne en de Protestantse kerk, gemoeid waren, kon Hampen hierover niet eigenhandig beslissen. Het schijnt dat iedereen accoord ging met het verlaagde schadebedrag.


Enkele dagen na deze overval kwamen de schepenen van Deurne bijeen en er werd bepaald dat voortaan vanaf tien uur 's avonds tot vier uur 's morgens in het dorp moest worden gesurveilleerd in plaats van de drie nachtelijke rondjes die de nachtroepers tot dan toe gewend waren te maken. Deze maatregel zou weinig effect gehad hebben op de beschreven overval omdat die al veel vroeger plaatsvond.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Het geld werd destijds in gulden, stuivers en penningen uitgedrukt.