U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Te Deurne in het Kerkebosch

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Te Deurne in het Kerkebosch is de titel van een gedicht dat door Hendrik Ouwerling geschreven is en dat diens vriend en biograaf Jac. Heeren aantrof in de papieren nalatenschap van Ouwerling. Het gedicht werd gepubliceerd in de Helmondse Courant van 10 augustus 1950.

Te Deurne in het Kerkebosch[bewerken | brontekst bewerken]

Te Deurne in het Kerkebosch
daar staat een linde groen,
de laatste van 'n gansche gaard
in 't lage denplantsoen.


Toen eens de gansche gaarde viel,
der noodkerk ten gerief,
toen sprak Heer Brox: "Dees sparen wij,
hij was De Louw zo lief."


Want iedren zomeravondstond
zat hij er aan den voet
en zong er dan de nachtegaal
dat deed den grijsaard goed.


Hij bad er vaak 't breviergebed,
gezeten op de bank,
en zonk in stille mijm'ring weg
of zei er Gode dank.


En boog hij soms het zilvren hoofd,
in lichte sluimering,
het landvolk trad met zachte tred
dat langs de linde ging.


En wekte hem een vallend blad,
of bloesems fijn en blank,
dan sprak de grijsaard met een lach:
"Mijn linde zegt mijn dank".


Veel zomers zijn sinds heengegaan,
met bloemenpracht en groen,
de linde staat met vale kruin
in 't lage denplantsoen.


De doodsklok klept. Haar sombre toon
klinkt aklig heinde en ver.
Heer Brox aan zijne kudde ontrukt
daalt in de groeve neer.


't Is of om de verlaten lind'
een droeve sluier hangt,
als treurde ook zij om herder Brox,
wien zij het leven dankt.


Ter plaatse waar de linde stond
zoekt niemand ruste meer.
't hield op de liev'lingsplek te zijn
der herders, als weleer.


Slechts de afgeleefde grijsaard nog
herinnert zich de stond
dat hij zo vaak in 't avonduur
pastoor De Louw er vond.


Maar op een sombren winterdag,
zolang nog niet gelêen,
toog door het Kerkebosch een man
naar de oude linde heen.


De zware slagen van zijn akst
weerklinken in het rond.
De linde van Pastoor De Louw
stort krakend op de grond.


Houd Deurne, houd de plek in eer,
waar zij eens haar kruin verhief.
Dat plekje was Pastoor De Louw,
Der armen vriend, zoo lief.