U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Torenuurwerk van Deurne

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Tekening uit 1738 van het nieuwe uurwerk.

Het torenuurwerk van Deurne werd vroeger bediend door de schoolmeester die tevens koster was.

Torenbrand 1737

Bij de torenbrand na de blikseminslag in de avond van 3 februari 1737 gingen zowel de twee grote luidklokken als het uurwerk verloren. Al op 11 maart 1737 werd besloten om een bestek en tekening te laten maken voor een nieuwe kleine spits op de toren, met "zolders" in de toren, én een nieuw uurwerk met een kas daarom. Het nieuwe uurwerk werd begroot op 250 gulden. Ter vergelijking, de nieuwe torenspits 3230 gulden.

Het bestek van de uit te voeren werkzaamheden aan de spits, het belfort en het horologie of uurwerk werd opgemaakt door Hendrik Deenen uit Mierlo. Daarin werd vermeld dat in de toren een huijske op de zolder, daar het horologie in koom te staan moest komen ter grootte van 10 bij 10 voet.[1] De twee uurwijzers moesten 7 voet groot worden, waarbij werd aangetekend: de letters van de uren ordentelijk verdeeld om den cirkel te maken, zodanig, dat iedere letter elf duim[2] lang zal moeten zijn; dit alles vergulden.

Het bestek voor het uurwerkmechanisme werd gemaakt door de Helmondse klokkenmaker Johannes Smits en het werk werd uitgevoerd Benedictus van den Berg uit Gemert, bijgestaan door de Deurnenaar Engelbert Guy. De wijzerplaten werden geleverd door G. van Amelsfoort uit 's-Hertogenbosch voor een bedrag van 24 gulden en 10 stuivers.

In 1739, en later nog eens in 1743, werd het uurwerk gecontroleerd door "meester-orologiemaker" Theodorus Simons uit Eindhoven. Daarbij werden nogal wat gebreken geconstateerd. Bij deze visitatieverslagen van Simons werd een tekening van het uurwerk gevoegd, die nog steeds in het oud administratief archief van Deurne bewaard wordt. Aangenomen mag worden, dat deze tekening overeenkwam met de Deurnese situatie.[3]

In de gemeenterekeningen hadden ook later herhaaldelijk posten betrekking op het torenuurwerk of de bediening daarvan. In de rekening van 1791 werd bijvoorbeeld vermeld:

Betaalt aan Peeter Wijnants, schoolmeester alhier, eene gulden twee stuijvers voor geleeverde boomolij tot het horologie alhier te Deurne.

Taak van de schoolmeester-koster

Het opwinden en onderhoud van het torenuurwerk hoorde voor de Franse Revolutie tot de zogeheten corporele diensten, die verricht werden door of namens de schoolmeester-koster die daarvoor ook een aparte beloning ontving. Tot die corporele diensten hoorden ook het luiden van de klokken bij bijzondere gebeurtenissen en het aantekenen van de personen die begraven werden.

Met de komst van de Fransen in 1793 kwam daarin verandering. Er werd niet langer een vast jaarlijks bedrag uitgekeerd aan de schoolmeester-koster maar het karwei werd gegund aan de laagste aanbieder bij een openbare aanbesteding. Zo was in het jaar 1797 Jozef Arnold van de Mortel verantwoordelijk voor het opdraaien en op tijd zetten van de klok, het luiden van de klokken, het schoonhouden van de zolder waar de klok stond en het smeren van het uurwerk met zuivere boomolie.[4]
Met deze openbare aanbesteding werd broodroof gepleegd voor de schoolmeester en lang hield dat ook niet stand. Per 1 oktober 1802 werd de oude situatie hersteld en kreeg schoolmeester Pieter Wijnants weer jaarlijks een vast bedrag van 36 gulden voor zijn "corporele diensten".
In 1840 kwam er weer discussie over de hoogte van het bedrag dat voor deze werkzaamheden aan de schoolmeester werd uitgekeerd. In 1840 ontving de schoolmeester nog steeds hiervoor 36 gulden jaarlijks. Het feit dat die schoolmeester, namelijk Jan Marten Peerebooms, van protestantse religie was zal zeker een rol gespeeld hebben bij het voorstel van de assessor Van Hombergh toen deed om dat bedrag terug te brengen naar 20 gulden.

Reparaties 1802-1804

Timmerman Jan Melgers verdiende in 1802 een gulden en 14 stuivers voor arbeidsloon en geleverd hout tot het maken van een kastje aan des gemeentes horologie.[5]

Zowel in 1803 als in 1804 verrichtte Nicolaas van Griensven uit Helmond voor respectievelijk 82 en 45 gulden reparaties aan het uurwerk van Deurne.[6] In laatstgenoemd jaar werd het uurwerk voor reparatie naar Helmond gebracht. Francis van de Kerkhof zorgde voor het vervoer en ontving daarvoor 34 gulden.

Torenuurwerk 1891

In 1891 leverde de Astense fabrikant Bonaventura Eijsbouts (1847-1920) twee nieuw torenuurwerken aan de gemeente Deurne en Liessel, namelijk een voor de kerktoren in Deurne-centrum en een voor de oude kerk in Liessel.[7]

Torenuurwerk wordt elektrisch

In de raadsvergadering van 30 september 1921 kwam het torenuurwerk ter sprake. Het raadslid Hendrik Ouwerling klaagde erover dat de torenklok dan eens voorliep en dan weer achter was en hij vroeg of daar niets aan te doen was. Burgemeester Van Beek was het met hem eens dat de klok eens goed nagezien moest worden, maar hij vond wel dat die dan tevens elektrisch gemaakt werd. Er werd besloten om hierover met Eijsbouts uit Asten in onderhandeling te gaan.

Blikseminslag 1924

Op dinsdagmiddag 4 maart 1924 sloeg tijdens een hevige sneeuwbui, gepaard gaand met onweer, de bliksem in de toren van de kerk, waarbij het elektrisch drijfwerk van het torenuurwerk en enige lichtdraden beschadigd raakten. Er brak geen brand uit. Tijdens dat onweer werd ook de pastorie van Liessel door de blikem getroffen.[8]

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Een zogenaamde Bossche voet was 28,7 centimeter.
  2. Een duim was ongeveer 2,5 centimeter.
  3. R.J. Jansen - Torenbrand in kerk van Deurne 250 jaar geleden, artikel in het Weekblad voor Deurne van 29 april 1987 Weekblad voor Deurne
  4. Oud administratief archief Deurne doos 163 31 december 1796
  5. Oud administratief archief Deurne 1802 inventarisnummer 563.
  6. Oud administratief archief Deurne inventarisnummers 565 en 76
  7. Nieuw administratief Deurne inventarisnummer 51/5 fol. 154
  8. Het Vaderland van 6 maart 1924.