U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Verbanning

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Verbanning voor kortere of langere tijd uit de heerlijkheid was vroeger ook in Deurne een straf die door de schepenbank regelmatig over iemand werd uitgesproken.


Onderstaand volgt een chronologisch overzicht van de verbanningen met betrekking tot Deurne.

De bekendste verbanning uit Deurne is wel die van pastoor Jacobs. Op 23 september 1658 werd hem, na een verzoek daartoe van de classis van Kempen- en Peelland, zijn paspoort ingetrokken en moest hij binnen drie dagen na kennisgeving van het vonnis Deurne en de Generaliteitslanden verlaten.

Op 15 maart 1667 werd de Deurnese schout Jan van Gemert voor eeuwig uit Deurne verbannen nadat hij Agnes van Leefdael, de oudste dochter van de Deurnese heer Rogier van Leefdael had geschaakt.

In 1670 werd Andries Peters de Ketelaer voor een periode van vijftig jaar uit Deurne verbannen. Hij was borgemeester van Deurne van 17 maart 1647 tot 17 maart 1648. Waarschijnlijk hield zijn verbanning verband met financiële malversaties, die aan het licht kwamen toen hij in 1670 zijn eindafrekening moest doen ten overstaan van de schepenen. Op 3 september 1670 verkocht de drost van Deurne zijn met schulden beladen huis voor 150 gulden aan Jan Lambers van de Laar. Hij was een oom van Peter Dircks, die verdacht werd van de moord op Jacob Geurts.

Op 7 september 1707 werd de voortvluchtige Mathijs Willem Bollen, na doodslag op Jan Caris van Meijl, voor eeuwig verbannen. Mocht hij toch terugkeren naar Deurne dan zou hij met het zwaard ter dood veroordeeld worden.

Op 30 januari 1712 werd Hans Hendrik Heijden, Helmonder van geboorte, wegens vagebonderijen troupe gewijse met geweer voorsien geloopen hebbende, dieverije, knevelarijen, en andere geweldenarijen gepleegt door de schepenbank van Deurne veroordeeld tot geseling, brandmerking en verbanning.[1]

Op 19 oktober 1736 werd ene Joseph van Trier, een kleermakerszoon uit Trier, in Deurne tot geseling en verbanning veroordeeld. Als dragonder had hij gediend in het legerregiment van kolonel Mattha en hij probeerde met twee jongens al bedelend op kermissen aan de kost te komen.

Op 9 juni 1739 werd een zestig jaar oude Michiel, afkomstig van Antwerpen, die al vele jaren een zwervend bedelend bestaan leidde, maar ook met werkzaamheden met de schop aan de kost probeerde te komen, veroordeeld wegens bedelen. Gezien zijn hoge ouderdom werd hij niet gegeseld maar "slechts" verbannen uit Deurne.

Jan Rutten, een van de leden van de roversbende van 1743, was in het voorjaar van 1743 in Well veroordeeld tot geseling en tot eeuwige verbanning uit het hertogdom Gelre. Hij eindigde in Deurne aan de galg.

Op 19 februari 1744 werd Peternel Sijmon Maessen, de weduwe van Antonie van Bommel, voor eeuwig uit Deurne verbannen omdat ze na een buitenechtelijke relatie met Jan Tijs Beckers, weduwnaar van Maria Verbruggen, een kind van hem kreeg en na het overlijden bij de geboorte verborgen hield.

Op 5 november 1755 werd Goort Lutters, de stamvader van de Deurnese familie Lutters, voor eeuwig verbannen uit Deurne nadat gebleken was dat hij hier getrouwd was terwijl hij elders ook al met een andere vrouw getrouwd was en daarbij ook kinderen had.

Op 23 november 1756 werd de ongeveer achttien jaar oude Nicolaas van Duppen, die bij zijn moeder in Venray woonde, door de Deurnese schepenen wegens diefstal veroordeeld tot geseling en verbanning.

In september 1774 werden Jan Caspar Steijn en Maria Verhoeven opgepakt omdat zij samenwoonden terwijl Steijn wist dat zijn concubine gehuwd was met ene Nicolaas Nonné. Zij had van Nonné ook een kind gebaard, dat na vijf weken was overleden, waarna hij haar verlaten had, maar het huwelijk was niet ontbonden. Op 12 september 1774 veroordeelden de Deurnese schepenen hen tot een maand gevangenisstraf op water en brood en daarna verbanning. Hij ging twee jaar later, waarschijnlijk met succes, in appel bij de Raad en leenhof van Brabant.

Op 12 april 1780 werden Jan van Gerven en zijn nichtje Hendrina Willems van Hugten wegens ontucht en bloedschande verbannen uit de heerlijkheden Deurne en Liessel. Hierbij dient te worden aangetekend dat dergelijke vonnissen niet veel meer dan symbolische betekenis hadden. De veroordeelden hadden hun woonplaats, uit vrees voor de hoge geldboetes, dikwijls al verlaten en zich gevestigd bij een buitendorps familielid of kennis.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. RHCe Schepenbank Deurne en Liessel, 15e eeuw - 1810 toegang 13183 inv.nr. 45