U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Brandweer van Vlierden

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De brand van 15 december 1966 in Vlierden, waarbij de boerderij van de familie Van den Eerenbeemt, eigendom van de Beelsfundatie, afbrandde. Foto Pierre van de Meulenhof.

De Vlierdense brandweer was tenminste vanaf 1732, toen het brandreglement van kracht werd, in georganiseerd verband actief.


In 1754 werden door de heerlijkheid Vlierden bij de Veghelse gareelmaker Gerard Coolen zes nieuwe brandemmers en drie nieuwe vuurhaken aangeschaft. In ieder gehucht was tenminste één brandkuil. De grote brandkuil voor het centrum van Vlierden was op de plaats waar nu het kruisbeeld staat op de hoek van de Vlierdenseweg en de Kapelweg. Deze brandkuil was voorzien van een omheining om ongelukken te voorkomen.

Wie de feitelijke leiding bij de brandbestrijding had is niet duidelijk. Waarschijnlijk was een en ander ook niet strikt geregeld. Degene die het eerste bij de brand was begon met blussen en schreeuwen en de anderen volgden zijn voorbeeld. Als de brand bedwongen was zetten de vrijwillige brandweerlieden hun bluswerkzaamheden voort in een van de herbergen. Hadden zij rampen weten te voorkomen door belendende panden nat te houden, aan het redden van een brandend huis hoefde men meestal niet te denken, dan kwam hun vertering soms gedeeltelijk ten laste van de dorpskas.

Vanaf 1909 werden regelmatig registers bijgehouden over de samenstelling van het vrijwillige brandweercorps in de inmiddels gemeente Vlierden en Brouwhuis. In de periode 1900-1921 waren achtereenvolgens opperbrandmeester Piet Rovers, Jan Verstappen, Francis Verstappen, Lambert Janssen, Peter Welten en Martinus Fransen. In Brouwhuis had Hendrik Swinkels de leiding bij de brandbestrijding.

brandspuit[bewerken | brontekst bewerken]

In 1791 kreeg Vlierden, op voorstel van schoolmeester en secretaris Antonie Ramaer, een echte brandspuit. Bij de aanschaf ervan werd ook meteen een huisje gebouwd om het apparaat in op te bergen. Huibert Rovers en Antonie Vervoordeldonk werden verantwoordelijk gesteld voor het onderhoud van de brandspuit die het lang schijnt te hebben volgehouden want pas in 1888 kocht Vlierden voor 150 gulden een nieuwe tweedehandse brandspuit van de gemeente Helmond.

Brandspuithuisje[bewerken | brontekst bewerken]

Op dit detail van een kaart uit circa 1881, gemaakt bij de aanleg van de weg van Asten naar Deurne (rood 30-31) is nr. 194 het oude raadhuis. Het raadhuis van 1902 werd verder naar voren gebouwd. Nr. 193 is het oude brandspuithuisje. Nr. 190 was Herberg De Zwaan.

Ook het brandspuithuisje hield het lang vol. Toen het gebouwtje begin 20e eeuw gedeeltelijk het gezicht ontnam aan het nieuwe raadhuis, waarop men in Vlierden zo trots was, werd in 1904 besloten om het inmiddels zeer bouwvallige hokje te verplaatsen. Metselaar Nooijen begrootte de bouw van het nieuwe huisje achter het raadhuis op 76 gulden. De gemeente moest een stukje grond aankopen van Felix van Heugten om een voldoende brede toegangsweg naar het huisje te hebben.
Ook in Brouwhuis kreeg men rond de eeuwwisseling de beschikking over een eigen brandspuit en de brandweerlieden in beide kernen werden door burgemeester en wethouders regelmatig opgeroepen om in hun aanwezigheid oefeningen te houden.

Brandreglementen[bewerken | brontekst bewerken]

In 1732 werd door de overheid bepaald dat in ieder dorp een reglement moest worden opgesteld en nageleefd. De benodigde spullen ter bestrijding van brand, zoals ladders en emmers, werden toen aangeschaft en vernieuwd. Op 2 november 1734 gingen de Vlierdense schepenen met een eigen brandreglement accoord. Het waren niet alleen maar gebods- en verbodsbepalingen die de brandpreventie moesten bevorderen. Zo werd voor het aanbrengen van de brandspuit bij de plaats van onheil een premie van 5 gulden in het vooruitzicht gesteld.
Men kon de verordeningen ter voorkoming en het blussen van brand maar beter serieus nemen. De veldwachter had orders om op de naleving ervan toe te zien. In 1817 werden Jacob de Groot, Huibert Rovers en Francis van Bussel ieder beboet met 6 gulden omdat zij hun asresten niet ver genoeg van hun huis hadden gestort.
Ook de waterputten en putkisten moesten in orde zijn, bij brand moest men snel water ter beschikking hebben. Dirk Jacobs werd in 1817 beboet omdat hij zijn putkist onvoldoende had onderhouden.
Zelfs werd in de huizen gecontroleerd of men de schoorsteen goed geveegd had. In 1849 en 1850 moesten Hannes Dekkers, Hannes Clerks, Maria Martens en Lucas Slegers in opdracht van de gemeente hun schoorstenen vegen. Sibylla Cleven en Johanna Maria Dekkers kregen in 1872 een proces-verbaal omdat ze de brand-reglementen overtraden.

In 1921 werden door de gemeente maatregelen genomen om de kans op bos- en heidebrand te verkleinen. Het werd verboden om in de dennenbossen en op de heide sigaren, sigaretten of pijpen zonder goed sluitende dop te roken. Ook moesten hooi- en stromijten, die na blikseminslag of ten gevolge van broei nogal eens in brand vlogen, op voldoende afstand van huis of schuur geplaatst worden.