Bewerken van Francis Verbeek (1816-1888)

Bij zijn overlijden liet Francis zijn vermogen, bij de aangifte voor successierecht getaxeerd op 5.000 gulden, na aan zijn toen nog levende enige en ook ongehuwde broer Pieter. Pieter overleed anderhalve maand na Francis en liet enkele dagen voor zijn overlijden een testament maken waarin hij bepaalde dat zijn nalatenschap zou gaan naar zijn neef [[Martinus Goossens (1836-1911)|Martinus Goossens]] en naar [[Jan Samuel de Martines (1838-1926)|Jan Samuel de Martines]], die geen bloedverwant van de broers was. Waarschijnlijk traden zij op namens de katholieke kerk want de nalatenschap werd uiteindelijk eigendom van de rooms-katholieke gemeente van Deurne.<br>Kantonrechter [[Franciscus Wilhelmus van den Dungen (1834-1907)|F.W. van den Dungen]] had zijn twijfels over de taxatiewaarde van de opgegeven bezittingen en over het feit dat er bij de aangifte  geen sprake was van roerende goederen. Die twijfels waren onder meer gefundeerd op het feit dat in 1884 de bezittingen van Francis en Pieter nog gewaardeerd werden op bijna 11.000 gulden. Hij waarschuwde de aangevers dat hij het geheel zou laten schatten en zo mogelijk hen laten vervolgen.