U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Altaar van Sint-Maria en Sint-Barbara: verschil tussen versies

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 2: Regel 2:




[[Hendrik Nicolaas Ouwerling (1861-1932)|Ouwerling]] noemt in zijn [[Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden|geschiedschrijving van Deurne]] het ''altaar van Sint-Gregorius, Sint-Maria en Sint-Barbara'' en het altaar ''Mariae annexum cum matricularia'' als de oude altaren die in de kerk van Deurne vóór het midden van de 15e eeuw al bestonden.
[[Hendrik Nicolaas Ouwerling (1861-1932)|Ouwerling]] noemt in zijn [[Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden|geschiedschrijving van Deurne]] het ''altaar van Sint-Gregorius, Sint-Maria en Sint-Barbara'' en het altaar ''Mariae annexum cum matricularia'' als de oude altaren die in de kerk van Deurne vóór het midden van de vijftiende eeuw al bestonden.


Aan dit eerstgenoemde altaar waren bepaalde inkomsten verbonden die in de [[generaliteitsperiode]] werden beheerd door de rentmeester van de geestelijke goederen. De [[heer van Deurne]] had het collatierecht, het recht om de inkomsten ervan gedurende een bepaalde periode te vergeven aan een bepaalde persoon. In 1732, 1738, 1747 en waarschijnlijk ook in 1735, werd dit recht toegekend aan [[Antonie La Forme (1683-1775)|Antonie La Forme]]. Vóór La Forme werden de inkomsten genoten door Samuel de Cassemajor, een zoon van de Deurnese drossaard [[Peter de Cassemajor (1679-1745)|Pero de Cassemajor]].
Aan dit eerstgenoemde altaar waren bepaalde inkomsten verbonden die in de [[generaliteitsperiode]] werden beheerd door de rentmeester van de geestelijke goederen. De [[heer van Deurne]] had het collatierecht, het recht om de inkomsten ervan gedurende een bepaalde periode te vergeven aan een bepaalde persoon. In 1732, 1738, 1747, 1751 en waarschijnlijk ook in 1735, werd dit recht toegekend aan [[Antonie La Forme (1683-1775)|Antonie La Forme]]. Bij de toekenning van het beneficie in 1751, en mogelijk ook in andere jaren, aan La Forme werd door de Raad van State wel twee voorwaarden gesteld; de ontvanger moest een eed van zuivering afleggen en een derde deel van het te ontvangen geldbedrag moest besteed worden aan ''ondersteuning van de gereformeerde godsdienst''. Deze laatste eis werd niet nader toegelicht.
 
Vóór La Forme werden de inkomsten genoten door Samuel de Cassemajor, een zoon van de Deurnese drossaard [[Peter de Cassemajor (1679-1745)|Pero de Cassemajor]].


[[categorie:Altaar]]
[[categorie:Altaar]]

Versie van 29 jan 2016 22:45

Het altaar van Sint-Maria en Sint-Barbara bevond zich vroeger in de kerk van Deurne.


Ouwerling noemt in zijn geschiedschrijving van Deurne het altaar van Sint-Gregorius, Sint-Maria en Sint-Barbara en het altaar Mariae annexum cum matricularia als de oude altaren die in de kerk van Deurne vóór het midden van de vijftiende eeuw al bestonden.

Aan dit eerstgenoemde altaar waren bepaalde inkomsten verbonden die in de generaliteitsperiode werden beheerd door de rentmeester van de geestelijke goederen. De heer van Deurne had het collatierecht, het recht om de inkomsten ervan gedurende een bepaalde periode te vergeven aan een bepaalde persoon. In 1732, 1738, 1747, 1751 en waarschijnlijk ook in 1735, werd dit recht toegekend aan Antonie La Forme. Bij de toekenning van het beneficie in 1751, en mogelijk ook in andere jaren, aan La Forme werd door de Raad van State wel twee voorwaarden gesteld; de ontvanger moest een eed van zuivering afleggen en een derde deel van het te ontvangen geldbedrag moest besteed worden aan ondersteuning van de gereformeerde godsdienst. Deze laatste eis werd niet nader toegelicht.

Vóór La Forme werden de inkomsten genoten door Samuel de Cassemajor, een zoon van de Deurnese drossaard Pero de Cassemajor.