U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Bewerken van Urnenveld Sint-Jozefparochie

Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waarschuwing: U bent niet aangemeld. Uw IP-adres zal voor iedereen zichtbaar zijn als u wijzigingen op deze pagina maakt. Wanneer u zich aanmeldt of een account aanmaakt, dan worden uw bewerkingen aan uw gebruikersnaam toegeschreven. Daarnaast zijn er andere voordelen.

Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.

Huidige versie Uw tekst
Regel 36: Regel 36:
:''NADER BERIGT AANGAANDE DE OUDHEIDKUNDIGE ONTDEKKING te DEURNE, door L.J.F. JANSSEN,<br>Het is bekend, dat in het verleden jaar te Deurne, (Prov. Noordbraband), oudheden werden ontdekt, die men, naar de in Dagbladen en in dezen Letterbode gegevene berigten, als belangrijk moge vermoeden. De berigten kwamen hoofdzakelijk hierep neder: dat het gevondene bestond in potten van gebakken aarde, gevuld met verbrande menschenbeenderen; benevens stukjes metaal en wapenen en dat het was opgegraven uit ronde aarden heuveltjes, die men hield voor een kamp of eene begraafplaats, hetzij van de Romeinen, of van eenen door de Romeinen uit de Ardennen verdreven volksstam , of eindelijk van de Salische Franken, die zich sedert de IVde eeuw in die streek zouden gevestigd en uitgebreid hebben. Maar die berigten waren te onvolledig, om een duidelijk denkbeeld te geven van het eigenaardige der ontdekkingen , en onvoldoende , om derzelver gewigt te doorzien , of de waarde der gissingen nopens de herkomst te bepalen, zoodat men eenen tijd lang met, in ’t bijzonder en opentlijk, te kennen gegeven, verlangen, nadere inlichtingen tegemoet heeft gezien. Bij tusschenpoozen gelukte het ons , eenige bouwstoffen te erlangen, die hiertoe niet geheel ondienstig waren, en die, zoo zij ook al geene bepaalde resultaten nopens den jujsten tijd en de afkomst van het gevondene opleverden, ons echter eene betere kennis van den aard en het belang van hetzelve verschaften, dan de vroegere berigten; terwijl zij tevens over de wijs der ontdekking zelve niet weinig licht verspreidden. ik voel mij gedrongen, hiervan langs dezen weg kennis te geven, én ik doe zulks te liever, wegens de gelegenheid , die het mij aanbiedt, om opentiijk eenige hulde te betuigen aan de weinig bekende verdienden van sommigen, die. zorg droegen , dat nog veel van het ontdekte tegen vernieling behoed, en voor wetenschappelijk onderzoek bewaard is geworden; zulken tevens, wier begunstiging ik de nadere kennis aan deze ontdekking te danken heb.<br>Door vermogende tusschenkomst van het Ministerie van Binnenl, Zaken , werden bij het Museum van Oudheden te Leiden, ontvangen , drie der te Deurne opgedolven aarden potten. De Heer van Riet, Burgemeester van Deurne c. a. vereerde aan hetzelfde Museum acht gelijksoortige potten benevens twee metalen voorwerpen, welke geschenken door ons op den bijzondersten prijs gesteld en voor ieder, die in deze vaderlandsche overblijfselen belang mogt stellen, toegankelijk zijn. De Heer Guyot, Oud-Kapitein der Artillerie te Nijmegen, had de goedheid, mij sommige metalen voorwerpen, die te Deurne ontdekt en in zijne verzameling overgegaan waren, ter bezigtiging toe te vertrouwen, en daarbij te voegen eenige handschriftelijke berigten, die tot de geheele ontdekking betrekking hadden en afkomstig waren van den eersten onderzoeker dezer heuvelen, den Heer F. Baron van Voorst tot Voorst, Ritmeester bij het Regim. Huzaren N°. 6,- voorwerpen en berigten, wier meest gegepast gebruik Z. E. G. gunstig aan mij overliet. Eindelijk bewees mij de Heer van Voorst zelve de aangename dienst, eene te Deurne gevonden metalen kling, welker echtheid mij naar eene geziene schets verdacht was voorgekomen, ter beoordeeling over te zenden. Geschenken en diensten, die ik temeer erken, naar mate zij onbekrompener werden verstrekt en aan welke men alléén te danken heeft, hetgeen wij thans tot nader berigt kunnen mededeelen.<br>De handschriftelijke berigten van den Heer van Voorst mogen daarvan eene eerste plaats innemen; belangrijk toch wegens hunne afkomst en inhoud verspreiden zij tevens licht over de plaats en de wijze van ontdekking zelve. Wij deelen daaruit mede, hetgeen hier ter meest algemeene bekendmaking het geschiktste voorkwam , en, wanneer wij daar vervolgens bijvoegen onze eigene nadere opmerkingen, zoo zullen deze niet enkel gegrond zijn op de beschouwing van oorspronkelijke voorwerpen, maar tevens op die berigten, en op eene kleine, daarbij gevoegde schets van alle door den Heer van Voorst geziene metalen voorwerpen.<br>In eenen uitvoerigen brief van van Voorst aan Guyot, Someren d.d. 25 Maart 1837, ter begeleiding van sommige der gevondene overblijfselen, heet het: ... Nu de delving als geëindigd mag beschouwd worden, wil ik in uwe handen het bewuste nederleggen, met verzoek, aan al die daar belang bij hebben, dit te doen weten, op manier en wijs, die u, hiertoe het geschiktst zult oordeelen Ik moet U vooraf zeggen, dat ik jagende om, en in onze kantonnementen, in de omstreken van onderscheidene dorpen, ook te Deurne op de hoogste punten der heidegronden, regelmatige verhevenheden vond, die ik vooronderstelde in vroegere tijden een doel moesten hebben gehad. Ik dacht, na den jagttijd wil ik weten, wat daar inzit; sprak er met den Burgemeester over, die bereidwillig de vergunning tot het opgraven gaf. Met een dertigtal liefhebbers der kompagnie, waarbij ik sta, aan het werk gegaan, vonden wij in een paar uren tijds vier urnen, van verschillende gedaante en grootte, waarvan er drie gebarsten waren, en die met het opheffen uiteen vielen. Alle waren, als ook de nader gevondene, met verbrande menschenbeenderen tot op de helft gevuld. Het aanvulsel is eene compacte zwarte aarde, misschien vroeger asch en houtskool, hetwelk door nat in te zuigen de urnen deed barsten. Wanneer die aarde aan de drukking weerstand biedt en de heiwortels niet loslaten, zijn de urnen nog niet onderzocht, zijn zij het, en daarna weder gevuld, dan wordt de potaarde lichter van kleur. Wanneer men bij het graven houtskool ontdekte, dan was de urne niet ver af te vinden. Zelden vond men menschenbeenderen zonder urnen. Van de menschenbeenderen zijn stukken van schedels, ribben en vooral de ronde hoofden der dij- en opperarmbeenderen nog duidelijk te onderkennen. Wat er ook vroeger gezegd is beschouw ik dezelve uit de hand gemaakt; ten minste niet: zoo als thans, gedraaid, en slecht gebakken, dat bij het doorbreken van scherven op de kanten is te zien.<br>De kleur is bij eenigen als chocolade, bij anderen graauwachtig. Twee waren lichtrood, en ééne scheen ruw verglaasd. Daags na mijn begin, waren eenige boeren en burgers ook begonnen, om den door den Ritmeester aangeduiden schat te zoeken, en weldra tweehonderd boeren bezig, om alles zonder orde of overleg ten onderst boven te keeren. Goede raad kon niet baten. Naderhand werd dit door eenigen begrepen. De aarde heeft 1½ spit die vasten bruinheid..., welke zij elders bezit. Dieper spittende bespeurt men weldra, dat de grond vroeger geroerd is geweest. De urnen, die in geel zand zitten, zijn gaver, witter en helderder van kleur, dan die in den grond, welke op teelaarde gelijkt. Die, welke in den vlakken grond worden aangetroffen, zitten zelfs minder dan één voet diep; in de heuvels 2½ tot 3 voet; de eene soms boven de andere; bij groote ook wel kleinere, of daarin verborgen, als de kraamvrouw met haar kind. Ik had de grootste heuvels onderzocht (*), in de vooronderstelllng, dat dit de graven der voornaamste personen zouden zijn. Wanneer dit niet meer dan een gewoon kerkhof van dien tijd is geweest, dan kunnen dit familie-graven geweest zijn; dat men geneigd is te gelooven, wanneer men de urnen met eenige tusschenruimte boven elkander zag geplaatst; waardoor die bergjes achtereenvolgens die hoogte verkregen, welke door verloop van tijd, veel van derzelver hoogte, door regens, droogte en wind moeten hebben verloren, Niet in of om de urnen vindt men iets, dat eenig licht over de zaak verspreidt, noch overblijfselen van menschelijke woningen. Op eenige urnen is echter verbrand metaal gevonden, waarvan de afbeeldingen hier bijgevoegd zijn (*) ; andere voorwerpen zijn er niet gevonden, dan de sabel (f). Al zeer gering in vergelijking van de uitgestrektheid opgeworpen grond , die thans eene woestijn gelijkt. Die begraafplaats wordt door een voetpad op Asten doorsneden, liggende op 20 minuten afstands van Deurne; zij zal, op het oog geschat, 150 passen breed en 500 lang zijn. Het voornemen bestaat, om er dennenzaad op te werpen, daar ik niet geloof veel van te regt kan komen, doordien de ligte grond , bij droogte en sterken wind, in de maand April, geheel en al zal vervliegen; en wel denkelijk in eenen nabijgelegen nieuwen aanleg gestuit wordende, zich te hoop zal werpen. Ik vertrouw om de gezegde reden, dat in korten tijd er geene sporen zullen overblijven, dat er vroeger iets van dien aard bestond.<br>Er zullen ruim een honderdtal urnen gevonden zijn, van verschillende gedaante en grootte, waarvan een gedeelte beschadigd was; van de grootte eens theekops af, tot 100 pd. zwaar. Zij worden van f 1 tot ƒ 4 verkocht. Ik moet u nog oplettend maken op hét een kleine span lange metalen beeldje, met platte vierkante hoofddekking, gekleed als .... b.v. Erasmus te Rotterdam, hebbende de handen tot elkander, waarin duidelijk een rozenkrans is te onderkennen.<br>Zoo dit werkelijk opgegraven is, dan is ’t denkelijk van later datum.... Ik moet nog bijbrengen, dat niet geheel ver van die begraafplaats eene lange breede sloot bestaat, waarvan het doel niet is te begrijpen, die noch tot vervoer (ten zij aanvoer van drinkwater), noch tot omsluiting, noch grensscheiding, kan hebben gediend.... <br>Ziet men uit dit belangrijk berigt, dat de Heer v. V. de eerste was, die de ontdekking maakte, men zal hem tevens den lof niet kunnen weigeren, dat hij daarbij oordeelkundiger en naauwkeuriger is te werk gegaan, dan men van iemand, die deze soort van nasporing nier tot zijne bijzondere studie maakte, had mogen verwachten; men zal hem erkentelijk zijn, dat hij gelet heeft op bijzonderheden, die bij eene wetenschappelijke beoordeeling niet gemist kunnen worden; en daarenboven, dat hij sommige vragen, die over de vindingswijze van soortgelijke voorwerpen behooren gedaan te worden, met juistheid heeft beantwoord. Terwijl ik mij voorbehoud, op enkele der in het berigt voorkomende punten terug te komen, veroorloof ik mij hier nog slechts er bij te voegen, eenige opmerkingen, die gegrond op dit berigt en op de beschouwing van sommige oorspronkelijke en afgebeelde voorwerpen, mij voorkwamen, ook na het thans en vroeger aangevoerde, ter nadere kennis van het ontdekte van eenige dienst te kunnen zijn.
:''NADER BERIGT AANGAANDE DE OUDHEIDKUNDIGE ONTDEKKING te DEURNE, door L.J.F. JANSSEN,<br>Het is bekend, dat in het verleden jaar te Deurne, (Prov. Noordbraband), oudheden werden ontdekt, die men, naar de in Dagbladen en in dezen Letterbode gegevene berigten, als belangrijk moge vermoeden. De berigten kwamen hoofdzakelijk hierep neder: dat het gevondene bestond in potten van gebakken aarde, gevuld met verbrande menschenbeenderen; benevens stukjes metaal en wapenen en dat het was opgegraven uit ronde aarden heuveltjes, die men hield voor een kamp of eene begraafplaats, hetzij van de Romeinen, of van eenen door de Romeinen uit de Ardennen verdreven volksstam , of eindelijk van de Salische Franken, die zich sedert de IVde eeuw in die streek zouden gevestigd en uitgebreid hebben. Maar die berigten waren te onvolledig, om een duidelijk denkbeeld te geven van het eigenaardige der ontdekkingen , en onvoldoende , om derzelver gewigt te doorzien , of de waarde der gissingen nopens de herkomst te bepalen, zoodat men eenen tijd lang met, in ’t bijzonder en opentlijk, te kennen gegeven, verlangen, nadere inlichtingen tegemoet heeft gezien. Bij tusschenpoozen gelukte het ons , eenige bouwstoffen te erlangen, die hiertoe niet geheel ondienstig waren, en die, zoo zij ook al geene bepaalde resultaten nopens den jujsten tijd en de afkomst van het gevondene opleverden, ons echter eene betere kennis van den aard en het belang van hetzelve verschaften, dan de vroegere berigten; terwijl zij tevens over de wijs der ontdekking zelve niet weinig licht verspreidden. ik voel mij gedrongen, hiervan langs dezen weg kennis te geven, én ik doe zulks te liever, wegens de gelegenheid , die het mij aanbiedt, om opentiijk eenige hulde te betuigen aan de weinig bekende verdienden van sommigen, die. zorg droegen , dat nog veel van het ontdekte tegen vernieling behoed, en voor wetenschappelijk onderzoek bewaard is geworden; zulken tevens, wier begunstiging ik de nadere kennis aan deze ontdekking te danken heb.<br>Door vermogende tusschenkomst van het Ministerie van Binnenl, Zaken , werden bij het Museum van Oudheden te Leiden, ontvangen , drie der te Deurne opgedolven aarden potten. De Heer van Riet, Burgemeester van Deurne c. a. vereerde aan hetzelfde Museum acht gelijksoortige potten benevens twee metalen voorwerpen, welke geschenken door ons op den bijzondersten prijs gesteld en voor ieder, die in deze vaderlandsche overblijfselen belang mogt stellen, toegankelijk zijn. De Heer Guyot, Oud-Kapitein der Artillerie te Nijmegen, had de goedheid, mij sommige metalen voorwerpen, die te Deurne ontdekt en in zijne verzameling overgegaan waren, ter bezigtiging toe te vertrouwen, en daarbij te voegen eenige handschriftelijke berigten, die tot de geheele ontdekking betrekking hadden en afkomstig waren van den eersten onderzoeker dezer heuvelen, den Heer F. Baron van Voorst tot Voorst, Ritmeester bij het Regim. Huzaren N°. 6,- voorwerpen en berigten, wier meest gegepast gebruik Z. E. G. gunstig aan mij overliet. Eindelijk bewees mij de Heer van Voorst zelve de aangename dienst, eene te Deurne gevonden metalen kling, welker echtheid mij naar eene geziene schets verdacht was voorgekomen, ter beoordeeling over te zenden. Geschenken en diensten, die ik temeer erken, naar mate zij onbekrompener werden verstrekt en aan welke men alléén te danken heeft, hetgeen wij thans tot nader berigt kunnen mededeelen.<br>De handschriftelijke berigten van den Heer van Voorst mogen daarvan eene eerste plaats innemen; belangrijk toch wegens hunne afkomst en inhoud verspreiden zij tevens licht over de plaats en de wijze van ontdekking zelve. Wij deelen daaruit mede, hetgeen hier ter meest algemeene bekendmaking het geschiktste voorkwam , en, wanneer wij daar vervolgens bijvoegen onze eigene nadere opmerkingen, zoo zullen deze niet enkel gegrond zijn op de beschouwing van oorspronkelijke voorwerpen, maar tevens op die berigten, en op eene kleine, daarbij gevoegde schets van alle door den Heer van Voorst geziene metalen voorwerpen.<br>In eenen uitvoerigen brief van van Voorst aan Guyot, Someren d.d. 25 Maart 1837, ter begeleiding van sommige der gevondene overblijfselen, heet het: ... Nu de delving als geëindigd mag beschouwd worden, wil ik in uwe handen het bewuste nederleggen, met verzoek, aan al die daar belang bij hebben, dit te doen weten, op manier en wijs, die u, hiertoe het geschiktst zult oordeelen Ik moet U vooraf zeggen, dat ik jagende om, en in onze kantonnementen, in de omstreken van onderscheidene dorpen, ook te Deurne op de hoogste punten der heidegronden, regelmatige verhevenheden vond, die ik vooronderstelde in vroegere tijden een doel moesten hebben gehad. Ik dacht, na den jagttijd wil ik weten, wat daar inzit; sprak er met den Burgemeester over, die bereidwillig de vergunning tot het opgraven gaf. Met een dertigtal liefhebbers der kompagnie, waarbij ik sta, aan het werk gegaan, vonden wij in een paar uren tijds vier urnen, van verschillende gedaante en grootte, waarvan er drie gebarsten waren, en die met het opheffen uiteen vielen. Alle waren, als ook de nader gevondene, met verbrande menschenbeenderen tot op de helft gevuld. Het aanvulsel is eene compacte zwarte aarde, misschien vroeger asch en houtskool, hetwelk door nat in te zuigen de urnen deed barsten. Wanneer die aarde aan de drukking weerstand biedt en de heiwortels niet loslaten, zijn de urnen nog niet onderzocht, zijn zij het, en daarna weder gevuld, dan wordt de potaarde lichter van kleur. Wanneer men bij het graven houtskool ontdekte, dan was de urne niet ver af te vinden. Zelden vond men menschenbeenderen zonder urnen. Van de menschenbeenderen zijn stukken van schedels, ribben en vooral de ronde hoofden der dij- en opperarmbeenderen nog duidelijk te onderkennen. Wat er ook vroeger gezegd is beschouw ik dezelve uit de hand gemaakt; ten minste niet: zoo als thans, gedraaid, en slecht gebakken, dat bij het doorbreken van scherven op de kanten is te zien.<br>De kleur is bij eenigen als chocolade, bij anderen graauwachtig. Twee waren lichtrood, en ééne scheen ruw verglaasd. Daags na mijn begin, waren eenige boeren en burgers ook begonnen, om den door den Ritmeester aangeduiden schat te zoeken, en weldra tweehonderd boeren bezig, om alles zonder orde of overleg ten onderst boven te keeren. Goede raad kon niet baten. Naderhand werd dit door eenigen begrepen. De aarde heeft 1½ spit die vasten bruinheid..., welke zij elders bezit. Dieper spittende bespeurt men weldra, dat de grond vroeger geroerd is geweest. De urnen, die in geel zand zitten, zijn gaver, witter en helderder van kleur, dan die in den grond, welke op teelaarde gelijkt. Die, welke in den vlakken grond worden aangetroffen, zitten zelfs minder dan één voet diep; in de heuvels 2½ tot 3 voet; de eene soms boven de andere; bij groote ook wel kleinere, of daarin verborgen, als de kraamvrouw met haar kind. Ik had de grootste heuvels onderzocht (*), in de vooronderstelllng, dat dit de graven der voornaamste personen zouden zijn. Wanneer dit niet meer dan een gewoon kerkhof van dien tijd is geweest, dan kunnen dit familie-graven geweest zijn; dat men geneigd is te gelooven, wanneer men de urnen met eenige tusschenruimte boven elkander zag geplaatst; waardoor die bergjes achtereenvolgens die hoogte verkregen, welke door verloop van tijd, veel van derzelver hoogte, door regens, droogte en wind moeten hebben verloren, Niet in of om de urnen vindt men iets, dat eenig licht over de zaak verspreidt, noch overblijfselen van menschelijke woningen. Op eenige urnen is echter verbrand metaal gevonden, waarvan de afbeeldingen hier bijgevoegd zijn (*) ; andere voorwerpen zijn er niet gevonden, dan de sabel (f). Al zeer gering in vergelijking van de uitgestrektheid opgeworpen grond , die thans eene woestijn gelijkt. Die begraafplaats wordt door een voetpad op Asten doorsneden, liggende op 20 minuten afstands van Deurne; zij zal, op het oog geschat, 150 passen breed en 500 lang zijn. Het voornemen bestaat, om er dennenzaad op te werpen, daar ik niet geloof veel van te regt kan komen, doordien de ligte grond , bij droogte en sterken wind, in de maand April, geheel en al zal vervliegen; en wel denkelijk in eenen nabijgelegen nieuwen aanleg gestuit wordende, zich te hoop zal werpen. Ik vertrouw om de gezegde reden, dat in korten tijd er geene sporen zullen overblijven, dat er vroeger iets van dien aard bestond.<br>Er zullen ruim een honderdtal urnen gevonden zijn, van verschillende gedaante en grootte, waarvan een gedeelte beschadigd was; van de grootte eens theekops af, tot 100 pd. zwaar. Zij worden van f 1 tot ƒ 4 verkocht. Ik moet u nog oplettend maken op hét een kleine span lange metalen beeldje, met platte vierkante hoofddekking, gekleed als .... b.v. Erasmus te Rotterdam, hebbende de handen tot elkander, waarin duidelijk een rozenkrans is te onderkennen.<br>Zoo dit werkelijk opgegraven is, dan is ’t denkelijk van later datum.... Ik moet nog bijbrengen, dat niet geheel ver van die begraafplaats eene lange breede sloot bestaat, waarvan het doel niet is te begrijpen, die noch tot vervoer (ten zij aanvoer van drinkwater), noch tot omsluiting, noch grensscheiding, kan hebben gediend.... <br>Ziet men uit dit belangrijk berigt, dat de Heer v. V. de eerste was, die de ontdekking maakte, men zal hem tevens den lof niet kunnen weigeren, dat hij daarbij oordeelkundiger en naauwkeuriger is te werk gegaan, dan men van iemand, die deze soort van nasporing nier tot zijne bijzondere studie maakte, had mogen verwachten; men zal hem erkentelijk zijn, dat hij gelet heeft op bijzonderheden, die bij eene wetenschappelijke beoordeeling niet gemist kunnen worden; en daarenboven, dat hij sommige vragen, die over de vindingswijze van soortgelijke voorwerpen behooren gedaan te worden, met juistheid heeft beantwoord. Terwijl ik mij voorbehoud, op enkele der in het berigt voorkomende punten terug te komen, veroorloof ik mij hier nog slechts er bij te voegen, eenige opmerkingen, die gegrond op dit berigt en op de beschouwing van sommige oorspronkelijke en afgebeelde voorwerpen, mij voorkwamen, ook na het thans en vroeger aangevoerde, ter nadere kennis van het ontdekte van eenige dienst te kunnen zijn.


De Nederlandsche staatscourant van 26 januari 1841 meldde de volgende schenking aan het Museum voor Oudheden in Leiden:
De Nederlandsche staatscourant van 26 januari 1841 meldde de volgende schenking aan het MUseum voor Oudheden in Leiden:
:''Van den heer P. O. P. Guyot, te Nijmegen , eene allerbelangrijkste verzameling van bronzen en andere voorwerpen bij Deurne , in de provincie Noord-Braband, opgedoken , en die voor het grootste gedeelte door den heer Ritmeester Baron van Voorst bijeengebragt , en aan den heer Guyot afgestaan waren. Door deze aanzienlijke aanwinst, vereenigd met de urnen en andere voorwerpen, waarvan wij in onze vorige berigten (Staats-Courant 1838 en 1839) gewaagden , is het Museum thans in het bezit gesteld van de voornaamste en zeldzaamste stukken , die bij de ontdekking te Deurne gedaan,  voor den dag zijn gekomen, en die, langs verschillende wegen, eindelijk wederom bij elkander gebragt, een geheel vormen, dat tot de kennis van een der oude volksstammen, die vroeger ons land bewoonden, eene zoo onverwachte als aanzienlijke bijdrage leveren kan, In den Konst- en Letterbode 1838, Mei. pag. 379 - 395 , zijn de meeste der voorwerpen door den heer Conservator Dr. Janssen , beschreven.<ref>Zie Delpher ''[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010066710:mpeg21:p002 Nederlandsche staatscourant van 26 januari 1841]''</ref>
:''Van den heer P. O. P. Guyot, te Nijmegen , eene allerbelangrijkste verzameling van bronzen en andere voorwerpen bij Deurne , in de provincie Noord-Braband, opgedoken , en die voor het grootste gedeelte door den heer Ritmeester Baron van Voorst bijeengebragt , en aan den heer Guyot afgestaan waren. Door deze aanzienlijke aanwinst, vereenigd met de urnen en andere voorwerpen, waarvan wij in onze vorige berigten (Staats-Courant 1838 en 1839) gewaagden , is het Museum thans in het bezit gesteld van de voornaamste en zeldzaamste stukken , die bij de ontdekking te Deurne gedaan,  voor den dag zijn gekomen, en die, langs verschillende wegen, eindelijk wederom bij elkander gebragt, een geheel vormen, dat tot de kennis van een der oude volksstammen, die vroeger ons land bewoonden, eene zoo onverwachte als aanzienlijke bijdrage leveren kan, In den Konst- en Letterbode 1838, Mei. pag. 379 - 395 , zijn de meeste der voorwerpen door den heer Conservator Dr. Janssen , beschreven.<ref>Zie Delpher ''[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010066710:mpeg21:p002 Nederlandsche staatscourant van 26 januari 1841]''</ref>
De Nederlandsche staatscourant van 12 januari 1842 meldde de volgende schenking aan het Museum voor Oudheden in Leiden:
:''4°. Germaansche en Noordsche oudheden.<br>Van den heer P. C. G. Guyot , te Nijmegen , nog een aantal van tien urnen, potjes en schalen, te Deurne in Noord-Braband gevonden; benevens zeven andere waarschijnlijk van den omtrek van Hunnebedden in Drenthe afkomstig.<br>Van den heer S.H. van der Noordaa le Dordrecht, nog een drietal kleine voorwerpen in urnen te Deurne gevonden.<ref>Zie Delpher ''[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010084558:mpeg21:p002 Nederlandsche staatscourant van 12 januari 1842</ref>


{{Appendix|2=
{{Appendix|2=
Al uw bijdragen aan DeurneWiki kunnen bewerkt, gewijzigd of verwijderd worden door andere gebruikers. Als u niet wilt dat uw teksten rigoureus aangepast worden door anderen, plaats ze hier dan niet.
U belooft ook dat u de oorspronkelijke auteur bent van dit materiaal of dat u het hebt gekopieerd uit een bron in het publieke domein of een soortgelijke vrije bron (zie DeurneWiki:Auteursrechten voor details). Gebruik geen materiaal dat beschermd wordt door auteursrecht, tenzij u daarvoor toestemming hebt!

Om de wiki te beschermen tegen geautomatiseerde bewerkingsspam vragen wij u vriendelijk de volgende CAPTCHA op te lossen:

Annuleren Hulp bij bewerken (opent in een nieuw venster)

Op deze pagina gebruikte sjablonen: