Bewerken van Johanna Jacoba Elisabeth de Millet (1767-1830)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 22: | Regel 22: | ||
==De mislukte uithuwelijking== | ==De mislukte uithuwelijking== | ||
In de winter van 1784-1785 werd er in Leende in het huis van predikant Jacob Ross, de vader van de Deurnese predikant [[Antonius Henricus Ross (1753-1818)|Antonius Ross]], een ontmoeting gearrangeerd tussen de toen nog 17-jarige Elisabeth de Girard en de oud-schepen van Batavia, | In de winter van 1784-1785 werd er in Leende in het huis van predikant Jacob Ross, de vader van de Deurnese predikant [[Antonius Henricus Ross (1753-1818)|Antonius Ross]], een ontmoeting gearrangeerd tussen de toen nog 17-jarige Elisabeth de Girard en de bejaarde oud-schepen van Batavia, Jan Gijsbert Hodenpijl. Daarbij was ook aanwezig Jacoba Johanna Broex, baronnesse van Breda en wonend te Terheijden. Zij merkte ''uijt differente omstandigheeden dat er eenige vrijagie'' plaats heeft. | ||
Om elkaar wat beter te leren kennen, ging Elisabeth kort daarop enige tijd logeren bij de familie Hodenpijl in Oss. Zij werd door de trouwlustige grijsaard gepaaid met geschenken, twee armbanden (braseletten), een gouden horloge en andere kostbaarheden. Maar zij bleek bij nader inzien helemaal geen zin te hebben in hem en zijn sieraden. Heftige woordenwisselingen tussen beiden waren het gevolg. De oude Hodenpijl beklaagt zich: ''Och Heere Jesus, moet ik soo veel verdriet in mijn ouden dag uijtstaan, daar ik meende so veel plaisier te hebben voor dat beetje leevens dat ik nog meende te hebben''. En Elisabeth vertrouwt de dienstmeid toe: ''Ik wil tog mijn heer niet hebben, want het is mij een walg dat ik met hem spreek''. | Om elkaar wat beter te leren kennen, ging Elisabeth kort daarop enige tijd logeren bij de familie Hodenpijl in Oss. Zij werd door de trouwlustige grijsaard gepaaid met geschenken, twee armbanden (braseletten), een gouden horloge en andere kostbaarheden. Maar zij bleek bij nader inzien helemaal geen zin te hebben in hem en zijn sieraden. Heftige woordenwisselingen tussen beiden waren het gevolg. De oude Hodenpijl beklaagt zich: ''Och Heere Jesus, moet ik soo veel verdriet in mijn ouden dag uijtstaan, daar ik meende so veel plaisier te hebben voor dat beetje leevens dat ik nog meende te hebben''. En Elisabeth vertrouwt de dienstmeid toe: ''Ik wil tog mijn heer niet hebben, want het is mij een walg dat ik met hem spreek''. |