Bewerken van Petrus Matthias Koch (1791-1871)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 46: | Regel 46: | ||
Tijdens de [[Belgische Opstand (1830-1839)]] moesten vanuit Deurne ook leveringen gedaan worden aan de in Meijel gelegerde "Belgische" troepen (de huidige provincie Limburg koos de zijde der Belgen). Deurnese gemeenterekening over 1831 meldde dat op 18 augustus van dat jaar een bedrag van 476,90 gulden was betaald aan Mathijs Koch ''wegens 5 runderen, 100 roggebroden, 151 kannen jenever met het feest, 61 ponden spek, 36 ponden ham etc. op requisitie van een kolonel der Belgen ten behoeve zijner troepen''. Wat de rol van Mathijs Koch hierin precies was, is onduidelijk. | Tijdens de [[Belgische Opstand (1830-1839)]] moesten vanuit Deurne ook leveringen gedaan worden aan de in Meijel gelegerde "Belgische" troepen (de huidige provincie Limburg koos de zijde der Belgen). Deurnese gemeenterekening over 1831 meldde dat op 18 augustus van dat jaar een bedrag van 476,90 gulden was betaald aan Mathijs Koch ''wegens 5 runderen, 100 roggebroden, 151 kannen jenever met het feest, 61 ponden spek, 36 ponden ham etc. op requisitie van een kolonel der Belgen ten behoeve zijner troepen''. Wat de rol van Mathijs Koch hierin precies was, is onduidelijk. | ||
Koch ontving in 1832, toen hier de [[cholera]] uitbrak, 3,44 gulden voor de levering van aarden potten aan de ''cholerazaal'', een ziekenzaal die was ingericht in het huis aan de Helmondseweg waar later [[bierbrouwerij De Pelikaan]] kwam. | Koch ontving in 1832, toen hier de [[cholera]] uitbrak, 3,44 gulden voor de levering van aarden potten aan de ''cholerazaal'', een ziekenzaal die was ingericht in het huis aan de Helmondseweg waar later waar later [[bierbrouwerij De Pelikaan]] kwam. | ||
In 1834 diende Mathijs Koch een verzoekschrift in bij de koning. Zijn zoon Jacobus had bij de loting voor de dienstplicht nummer 31 getrokken en hoefde daarmee in eerste instantie niet in dienst. Minder geluk had de Deurnese kousenwever [[Frederik Wilhelm Charles (1815-1900)|Frederik Willem Charles]], die nummer 30 trok en daarmee nog net wel in dienst moest. Na de trekking reclameerde Frederik Willem tegen zijn dienstplicht vanwege zijn ''zwakke borst''. Hij werd daarop door de militieraad onderzocht en goedgekeurd. In hoger beroep werd Charles door Gedeputeerde Staten op 23 mei 1834 alsnog afgekeurd wegens zijn zwak gestel en kreeg hij een jaar uitstel van dienst. Daardoor moest zijn zoon Jacobus alsnog dienst nemen. Hij werd ingedeeld bij de 2e compagnie depot bataillon 12e afdeling infanterie. Maar er was nog iets aan de hand. Bij de loting was [[Pieter van den Bogaert (1815-1873)|Peter van den Bogaart]] niet komen opdagen en had daarom nummer 1 gekregen, waardoor hij volgens vader Koch in dienst zou moeten. De burgemeester deelde echter mee dat Van den Bogaart later had deelgenomen aan een naloting waarbij die nummer 38 had getrokken waardoor volgens hem het verzoek moest worden afgewezen.<ref>Brief nummer 279 van 7 juli 1834 van de burgemeester aan de gouverneur,gemeentearchief van Deurne inv.nr. 19/13 </ref> | In 1834 diende Mathijs Koch een verzoekschrift in bij de koning. Zijn zoon Jacobus had bij de loting voor de dienstplicht nummer 31 getrokken en hoefde daarmee in eerste instantie niet in dienst. Minder geluk had de Deurnese kousenwever [[Frederik Wilhelm Charles (1815-1900)|Frederik Willem Charles]], die nummer 30 trok en daarmee nog net wel in dienst moest. Na de trekking reclameerde Frederik Willem tegen zijn dienstplicht vanwege zijn ''zwakke borst''. Hij werd daarop door de militieraad onderzocht en goedgekeurd. In hoger beroep werd Charles door Gedeputeerde Staten op 23 mei 1834 alsnog afgekeurd wegens zijn zwak gestel en kreeg hij een jaar uitstel van dienst. Daardoor moest zijn zoon Jacobus alsnog dienst nemen. Hij werd ingedeeld bij de 2e compagnie depot bataillon 12e afdeling infanterie. Maar er was nog iets aan de hand. Bij de loting was [[Pieter van den Bogaert (1815-1873)|Peter van den Bogaart]] niet komen opdagen en had daarom nummer 1 gekregen, waardoor hij volgens vader Koch in dienst zou moeten. De burgemeester deelde echter mee dat Van den Bogaart later had deelgenomen aan een naloting waarbij die nummer 38 had getrokken waardoor volgens hem het verzoek moest worden afgewezen.<ref>Brief nummer 279 van 7 juli 1834 van de burgemeester aan de gouverneur,gemeentearchief van Deurne inv.nr. 19/13 </ref> |