Bewerken van Hendrik Keeren (1807-1890)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 44: | Regel 44: | ||
Hij nam in 1826 in Helden deel aan de loting voor dienstplichtigen bij de Nationale Militie en moest hij eigenlijk in dienst. Maar hij diende een verzoek om vrijstelling in bij zijne majesteit en in oktober 1830 werd hem onbepaald verlof gegeven. Rond die tijd verhuisde hij van Helden naar Deurne en diende hier zijn verlofpas in. Maar inmiddels was de [[Belgische Opstand]] begonnen en werd hij herhaaldelijk opgeroepen om alsnog in het Belgische leger te dienen. Als "Belg" was hij vrijgesteld van de Nederlandse Nationale Militie, maar als Deurnenaar hoorde hij wel tot de Deurnese lichting voor het jaar 1832 van de mobiele schutterij en werd hij daar voor actieve dienst opgeroepen. De burgemeester ondernam op 14 oktober 1832 bij de gouverneur nog een poging om hem ook daarvan vrijgesteld te krijgen. Het antwoord van de gouverneur niet niet lang op zich wachten. Negen dagen later kreeg de burgemeester te horen dat Keeren wel in dienst moest, maar ''dat hij van den uitmarsch, desverkiezende, moet blijven verschoond''. Hij hoefde dus niet daadwerkelijk tegen zijn "Belgische" landgenoten te vechten. | Hij nam in 1826 in Helden deel aan de loting voor dienstplichtigen bij de Nationale Militie en moest hij eigenlijk in dienst. Maar hij diende een verzoek om vrijstelling in bij zijne majesteit en in oktober 1830 werd hem onbepaald verlof gegeven. Rond die tijd verhuisde hij van Helden naar Deurne en diende hier zijn verlofpas in. Maar inmiddels was de [[Belgische Opstand]] begonnen en werd hij herhaaldelijk opgeroepen om alsnog in het Belgische leger te dienen. Als "Belg" was hij vrijgesteld van de Nederlandse Nationale Militie, maar als Deurnenaar hoorde hij wel tot de Deurnese lichting voor het jaar 1832 van de mobiele schutterij en werd hij daar voor actieve dienst opgeroepen. De burgemeester ondernam op 14 oktober 1832 bij de gouverneur nog een poging om hem ook daarvan vrijgesteld te krijgen. Het antwoord van de gouverneur niet niet lang op zich wachten. Negen dagen later kreeg de burgemeester te horen dat Keeren wel in dienst moest, maar ''dat hij van den uitmarsch, desverkiezende, moet blijven verschoond''. Hij hoefde dus niet daadwerkelijk tegen zijn "Belgische" landgenoten te vechten. | ||
Bij de [[volkstelling van 1839]] woonde hij op het adres Kerkeind 142 in de herberg die hij op 6 maart 1834 had gekocht van de erfgenamen van de herbergierster [[Joanna Maria van de Mortel (1753-1833)|Joanna Maria van de Mortel]]. De inwonende dienstmeid was toen de 22-jarige Geertruida Peelen uit Venray. Tevens woonde daar toen als kostganger de 76-jarige oud-Vlierdenaar [[Mathias van Boemel (1764-1848)|Mathijs van Bommel]] | Bij de [[volkstelling van 1839]] woonde hij op het adres Kerkeind 142 in de herberg die hij op 6 maart 1834 had gekocht van de erfgenamen van de herbergierster [[Joanna Maria van de Mortel (1753-1833)|Joanna Maria van de Mortel]]. De inwonende dienstmeid was toen de 22-jarige Geertruida Peelen uit Venray. Tevens woonde daar toen als kostganger de 76-jarige oud-Vlierdenaar [[Mathias van Boemel (1764-1848)|Mathijs van Bommel]]. | ||
Op 2 maart 1838 ging hij een lening van 950 gulden aan bij de weduwe van [[Henricus Theodorus van Baar (1791-1827)|dokter Van Baar]]. | Op 2 maart 1838 ging hij een lening van 950 gulden aan bij de weduwe van [[Henricus Theodorus van Baar (1791-1827)|dokter Van Baar]]. |