Oostenrijkse Successieoorlog
De Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) had met name in de zomer van 1748 veel invloed op het dagelijks leven in Deurne.
Vanaf 19 juli 1748 tot 11 november 1748 verbleven in Deurne een regiment infanterie van de koning van Engeland onder leiding kolonel Bronk en een compagnie infanterie van 't regiment infanterie van kolonel Haus. Dergelijke grootschalige aanwezigheid troepen zou zonder ingrijpen van de overheid leiden tot enorme prijsopdrijving van de levensmiddelen. Daarom werden op 18 juli 1748 in Deurne door drossaard en schepenen maximum-prijzen afgekondigd. Die waren als volgt:
- zes witte broden - twee stuivers
- een tarwebrood - twee stuivers
- een roggebrood - volgens de peg van Helmond
- rund- en schaapsvlees - vier stuivers per pond
- kalfvlees - drie stuivers per pond
- rookspek - zes stuivers per pond
- boter - vijf stuivers per pond
- eieren - twee stuivers per zes stuks
- bruin en wit bier - vier gulden per ton, een stuiver en acht penn. per kan
- Luiks bier - zes gulden per ton, twee stuivers per kan
- brandewijn - 18 stuivers per kan, een stuiver 8 penn. per romertje
- jenever - 12 stuivers per kan, een stuiver per romertje
- melk - een stuiver en een oortje per kan
- karnemelk - een halve stuiver per kan
Wie zich niet aan de prijsbepalingen hield kon op een boete van drie gulden rekenen. Ook mocht er geen hooi of stro naar buiten Deurne vervoerd worden. Wie levensmiddelen als bonen, erwten, aardappelen, wortelen enz. wilde verkopen moest dat 's morgens tussen zeven en tien uur op het marktveld doen, waarbij ook de aanwezige militairen de gelegenheid moesten hebben om te kopen.[1]
Referenties
|