Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Bewerken van Breemortelweg 10
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 6: | Regel 6: | ||
*sectie E 712, bouwland 1.440 m², eigendom van landbouwer [[Petrus Vriens (1774-1844)|Peter Peter Vriends]] op de [[Breemortel]]. | *sectie E 712, bouwland 1.440 m², eigendom van landbouwer [[Petrus Vriens (1774-1844)|Peter Peter Vriends]] op de [[Breemortel]]. | ||
Op 2 en 16 januari 1854 verkochten [[Jean Kanters (1811-1889)|Jan]], Hendrina, Catharina en Wilhelmina, de kinderen van Hendrik Kanters, hun perceel E 711, de [[Breemortelse Dries]], voor 150 gulden aan [[Jean Mathieu Aarts (1810-1884)|Jan Aarts]]. Hij was inmiddels ook eigenaar geworden van E 712. Om zijn aankopen te financieren nam Jan Aarts op 16 januari 1854 bij de weduwe [[Hendricus Verhaegh (1786- | Op 2 en 16 januari 1854 verkochten [[Jean Kanters (1811-1889)|Jan]], Hendrina, Catharina en Wilhelmina, de kinderen van Hendrik Kanters, hun perceel E 711, de [[Breemortelse Dries]], voor 150 gulden aan [[Jean Mathieu Aarts (1810-1884)|Jan Aarts]]. Hij was inmiddels ook eigenaar geworden van E 712. Om zijn aankopen te financieren nam Jan Aarts op 16 januari 1854 bij de weduwe [[Hendricus Verhaegh (1786-1854)|Goordina Verhaag-Martens]] een hypotheek van 1.100 gulden tegen 4% rente. In 1886 werd [[Petrus Hendrikus Hurkmans (1856-1939)|Peter Hurkmans]], de schoonzoon van Jan Aarts, eigenaar van beide percelen E 711 en E 712. Die verkocht hij in 1909 aan de kinderen van [[Martinus Meulendijks (1823-1891)|Martinus Meulendijks]]. In 1912 werden deze percelen eigendom van [[Renier van den Eijnden (1848-1926)|Renier van den Eijnden]]. | ||
Perceel E 710 werd door [[Martinus van den Boomen (1821-1875)|Martinus]], Johanna en [[Wilbrordus van den Boomen (1826-1902)|Wilbrord]] van den Boomen, de drie jongste kinderen van Martinus van den Boomen, verkocht aan [[Andreas van den Eijnden (1821-1870)|Andries van den Eijnden]]. Zijn zoon Renier, die zoals hiervoor vermeld ook E 711 en E 712 verworven had, verenigde de drie percelen tot één perceel E 1918 ter grootte van 5.570 m² en bouwde daarop in | Perceel E 710 werd door [[Martinus van den Boomen (1821-1875)|Martinus]], Johanna en [[Wilbrordus van den Boomen (1826-1902)|Wilbrord]] van den Boomen, de drie jongste kinderen van Martinus van den Boomen, verkocht aan [[Andreas van den Eijnden (1821-1870)|Andries van den Eijnden]]. Zijn zoon Renier, die zoals hiervoor vermeld ook E 711 en E 712 verworven had, verenigde de drie percelen tot één perceel E 1918 ter grootte van 5.570 m² en bouwde daarop in 1914 een boerderij, waarop zijn dochter Maria Catharina met haar man [[Gerardus Bennenbroek (1875-1916)|Grard Bennenbroek]] en hun kinderen gingen wonen. | ||
In 1949 werd de boerderij, inmiddels sectie E 2520 groot 7.485 m², eigendom van hun zoon [[Gerardus Maria Bennenbroek (1916-2003)|Grard Bennenbroek junior]]. In 1952, 1960 en 1962 werd het huis gedeeltelijk vernieuwd. | In 1949 werd de boerderij, inmiddels sectie E 2520 groot 7.485 m², eigendom van hun zoon [[Gerardus Maria Bennenbroek (1916-2003)|Grard Bennenbroek junior]]. In 1952, 1960 en 1962 werd het huis gedeeltelijk vernieuwd. |