Bewerken van Breemortelweg 10
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 7: | Regel 7: | ||
Perceel E 710 werd door [[Martinus van den Boomen (1821-1875)|Martinus]], Johanna en [[Wilbrordus van den Boomen (1826-1902)|Wilbrord]] van den Boomen, de drie jongste kinderen van Martinus van den Boomen, verkocht aan [[Andreas van den Eijnden (1821-1870)|Andries van den Eijnden]]. Zijn zoon Renier, die zoals hiervoor vermeld ook E 711 en E 712 verworven had, verenigde de drie percelen tot één perceel E 1918 ter grootte van 5.570 m² en bouwde daarop in | Perceel E 710 werd door [[Martinus van den Boomen (1821-1875)|Martinus]], Johanna en [[Wilbrordus van den Boomen (1826-1902)|Wilbrord]] van den Boomen, de drie jongste kinderen van Martinus van den Boomen, verkocht aan [[Andreas van den Eijnden (1821-1870)|Andries van den Eijnden]]. Zijn zoon Renier, die zoals hiervoor vermeld ook E 711 en E 712 verworven had, verenigde de drie percelen tot één perceel E 1918 ter grootte van 5.570 m² en bouwde daarop in 1914 een boerderij, waarop zijn dochter Maria Catharina met haar man [[Gerardus Bennenbroek (1875-1916)|Grard Bennenbroek]] en hun kinderen gingen wonen. | ||
In 1949 werd de boerderij, inmiddels sectie E 2520 groot 7.485 m², eigendom van hun zoon [[Gerardus Maria Bennenbroek (1916-2003)|Grard Bennenbroek junior]]. In 1952, 1960 en 1962 werd het huis gedeeltelijk vernieuwd. | In 1949 werd de boerderij, inmiddels sectie E 2520 groot 7.485 m², eigendom van hun zoon [[Gerardus Maria Bennenbroek (1916-2003)|Grard Bennenbroek junior]]. In 1952, 1960 en 1962 werd het huis gedeeltelijk vernieuwd. |