Bewerken van Hendricus Manders (1859-1937)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 42: | Regel 42: | ||
Op 26 april 1917, ruim een maand na het overlijden van zijn schoonvader vader, werden een deel van diens nagelaten goederen geveild in de herberg van [[Henricus van der Heijden (1870-1950)|Hein van der Heijden]]. Op 15 februari 1918 verdeelde de familie de nog niet verkochte goederen onderling ten overstaan van [[notaris De Leeuw]]. | Op 26 april 1917, ruim een maand na het overlijden van zijn schoonvader vader, werden een deel van diens nagelaten goederen geveild in de herberg van [[Henricus van der Heijden (1870-1950)|Hein van der Heijden]]. Op 15 februari 1918 verdeelde de familie de nog niet verkochte goederen onderling ten overstaan van [[notaris De Leeuw]]. | ||
Op 26 maart 1923 verkocht hij, mede als voogd over zijn twee nog minderjarige jongste dochters en met toestemming van zijn overige kinderen, voor tweehonderd gulden een perceel bouwland aan [[Antonius Hoebergen (1892- | Op 26 maart 1923 verkocht hij, mede als voogd over zijn twee nog minderjarige jongste dochters en met toestemming van zijn overige kinderen, voor tweehonderd gulden een perceel bouwland aan [[Antonius Hoebergen (1892-1988)|Antonius Hoebergen]]. | ||
Waarschijnlijk is hij identiek met de Henricus Manders die op 31 juli 1911 deel uitmaakte van het bestuur van de [[Roomboterfabriek Het Haageind|Haageindse boterfabriek]], toen dat fabriek verkocht werd aan Theodore baron de Smeth van Deurne. | Waarschijnlijk is hij identiek met de Henricus Manders die op 31 juli 1911 deel uitmaakte van het bestuur van de [[Roomboterfabriek Het Haageind|Haageindse boterfabriek]], toen dat fabriek verkocht werd aan Theodore baron de Smeth van Deurne. |