Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Henricus Goossens (1723-1782)
Henricus Goossens | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Henricus Goossens | |
Roepnaam | Hendrik | |
Geboorteplaats | Deurne | |
Overl.plaats | Deurne | |
Overl.datum | 16 december 1782 | |
Partner(s) | Engelberta Smits (1724-1804) | |
Beroep(en) | koopman, herbergier |
Henricus (Hendrik) Goossens (1723-1782) koopman en herbergier, aanvankelijk in Vlierden en later in Deurne.
Hij was een zoon van de in Liessel geboren herbergier Eimericus Goossens (circa 1686-1743) en Wilhelma Berkers (circa 1690-circa 1763) en tweelingbroer van Joannes Goossens (1723-1783).
Hij huwde op 30 januari 1752 in Vlierden met Engelberta (Engelina) Smits, (Deurne 9 september 1724 - Deurne 16 januari 1804), dochter van de Vlierdense landbouwer en herbergier Anthonius Smidts (1692-na 1748) en Joanna Conincx (1686-na 1752).
Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:
- Antonius (Antony), (Vlierden 7 januari 1753 - Deurne 30 augustus 1808). Hij huwde met Anna Catharina van de Mortel (1750-na 1809).
- Eimericus (Embertus), (Vlierden 11 augustus 1754 - voor 1759)).
- Joanna, (Vlierden 11 juni 1756 - Deurne 9 oktober 1808). Zij huwde met Joannes Franciscus de Veth (1750-1817).
- Eimericus, (Deurne 19 januari 1759).
- Joannes (Jan), (Deurne 9 november 1760 - Vlierden 12 augustus 1810). Hij huwde met Joanna Maria van de Mortel (1753-1824).
- Wilhelmus, (Deurne 13 september 1764 - Deurne 17 april 1797). Hij huwde met Helena de Veth (1765-1846).
- Eimericus (Eimert), (Deurne 14 november 1765 - Deurne 25 maart 1850). Hij huwde met Dorothea van Hout (1768-1830).
Op 22 maart 1751 werd hij, samen met Willem Jacob Dirks, beëdigd als borgemeester van Deurne.
In 1752 werd hij eigenaar van twee weiland onder Asten nabij de watermolen, afkomstig van zijn schoonvader.[1]
Op 18 augustus 1753 machtigde hij een Haagse procureur om namens hem een bedrag van 70 gulden in te vorderen, dat hij nog tegoed had van ene Jurriaen van den Pot wegens geleverd koopmanschappen.[2]
Op 2 maart 1755 ontving Hendrik Goossens een weiland in Vlierden in de Singel, genaamd het Venneke, te leen van Matthijs Dirk Verdeuseldonk, binnen tien jaar losbaar met 70 gulden.[3]
Dat Hendrik Goossens behalve als koopman, waarschijnlijk in textiel, en herbergier ook zijn inkomsten haalde als winkelier blijkt uit een post uit de rekeningen van het Vlierdense armbestuur. In 1755 kochten de Vlierdense armmeesters bij het twee ellen witte baeij voor een rok voor de armlastige Catharina Jan Bogaers. Ze betaalden daarvoor veertien stuivers per el. [4]
Op 12 februari 1768 kocht Hendrik Goossens, die inmiddels met zijn gezin van Vlierden naar Deurne was verhuisd, in Vlierden van de minderjarige kinderen wijlen Dorothea Bogaers, verwekt bij Joannes van den Boomen (1713-1782)|Jan van den Boomen]], een akker in Vlierden genaamd de Kattevonder. Hij betaalde daarvoor 35 gulden. De akker was belast met jaarlijks twee duiten cijns aan de heer van Helmond in het boek van Deurne.[5]
Een dure logeerpartij
In 1769 raakte Hendrik Goossens in ernstige problemen. Met de paasdagen van dat jaar had hij onderdak geboden aan Bernardus van Niel, een minderbroeder van het klooster in Venray, die bij hem in de herberg kwam biecht horen. Het was destijds bij wet streng verboden voor katholieke orde-geestelijken om vanuit het buitenland zonder nadrukkelijke toestemming van de hoge overheid hier te komen en dus ook om hen onderdak te bieden en hun godsdienstige praktijken te laten uitoefenen. Blijkbaar was dit voorval ter ore gekomen van Hendrik Aldert van Adrichem, de stadhouder van het hoog officie van 's-Hertogenbosch, want toen deze minderbroeder in de nacht van 24 op 25 december 1769 opnieuw in Deurne in de herberg van Goossens logeerde, betrapte deze hem daar op heterdaad. De boete die daarop stond, was niet mals; Goossens moest aan de Deurnese drossaard maar liefst 600 gulden moeten betalen, waarvan Van Adrichem, als aanbrenger van deze misdaad, de helft toucheerde en verzocht om geheimhouding van zijn naam. Of de toenmalige drossaard Antoni La Forme en Van Adrichem deze boete ook daadwerkelijk hebben geïnd, is uit de bewaard gebleven archiefstukken niet duidelijk. Wel werd er in deze zaak rechtskundig advies ingewonnen bij enkele onafhankelijke rechtsgeleerden, die de rechtsgeldigheid van deze boete beaamden.[6]
Bronnen, noten en/of referenties
|