Landbouwverslag 1879
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Het landbouwverslag 1879, dat de burgemeester van Deurne op 18 juli van dat jaar naar de commissaris van de koning in Noord-Brabant stuurde over de verwachtingen van de oogst en de toestand van het vee, gaf het volgende beeld:
- De verwachtingen van de oogst waren niet ongunstig.
- De rogge was over het algemeen niet dicht bezet en kort van stro.
- De haver stond op de hogere gronden buitengewoon schoon en op de lagere gronden had die veel te lijden van de regen.
- De zandboekweit was gedeeltelijk opgevreten door grondwormen of iets dergelijks en de verwachting was dat, wat er nog verder van stond, middelmatig verder zou opgroeien.
- Het vlas op de hogere gronden stond opmerkelijk goed en op de lagere opmerkelijk slecht. Het koolzaad ontwikkelde zich in de lente aanvankelijk slecht. maar de verwachting was dat later het resultaat bevredigend zou zijn.
- De aardappelen waren weelderig opgegroeid, maar door regen op de lagere gronden gaven die minder knol en meer loof.
- Het was moeilijk om van de wortelgewassen al verslag uit te brengen; de opbrengst zou waarschijnlijk onder het gemiddelde blijven.
- Van de boomvruchten schenen de perenbomen wat op te leveren, maar van het overige boomfruit viel niet veel te verwachten door de nachtvorsten.
- De gezondheid van de veestapel liet niets te wensen over.[1]
Bronnen, noten en/of referenties
|