Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Reijnerus Manders (circa 1644-1728)
Reijnerus Manders | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Reijnerus Manders | |
Roepnaam | Reijnder | |
Geboorteplaats | Bakelw | |
Doopdatum | circa 1644 | |
Overl.plaats | Deurne | |
Overl.datum | 29 maart 1728 | |
Partner(s) | Maria Cornelisse (circa 1645) |
Reijnerus (Reijnder) Manders alias (T(h)ijssen (circa 1644-1728) was een zoon van Mathijs Willems (circa 1623-1703) en Petronella Reijnder Willems de Wit (circa 1625-1702)
Hij huwde kerkelijk in Deurne op 30 mei 1666 mei 1666 met Maria Cornelisse alias Neelen of Smits (circa 1645).
Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:
- Cornelis Thijssen, (Bakel 9 oktober 1667).
- Wilhelmus Mathia (1669-1741), (Bakel 6 november 1669 - Deurne 11 augustus 1741). Hij huwde (1) met Theodora van Heugten (circa 1680-voor 1708) en (2) Sophia Willems (?-1744).
- Mathias Thijssen, (Bakel 1 november 1671 - Deurne 22 juli 1747). Hij huwde met Johanna Maria Munsters (circa 1683-1755).
- Elisabeth Thijssen, (Bakel 13 april 1675). Zij huwde met Arnoldus Jan Hendriks.
- Judocus (Joost), (Bakel 5 november 1677 - Deurne 6 oktober 1760). Hij huwde met Johanna de Veth.
- Cornelius Manders (circa 1683-1737), (circa 1683 - Asten-Ommel 28 februari 1737). Hij huwde (1) in 1708 als 25-jarige jongeman met Catarien Coninx (1674-1713), weduwe van Godefridus Hoefnagels en (2) in 1726 met Elizabetha van der Linden (1683-1743).
- Anna Maria, (circa 1683).
Op 8 april 1699 kocht Rijnder Tijs Manders van Hendrick Janssen van Bommel een stuk land van twee lopensen en 15 roeden aan de Zeilberg voor 36 gulden.[1]
Op 3 juni 1710 kocht Rijnder Tijs Manders van Adriaen Wilberts een akker genaamd den Poelacker, groot een lopense en 22 roeden, voor 23 gulden en 10 stuivers.
Op 30 juni 1719 verklaarde Rijnder Manders voor schepenen van Deurne afstand te doen van zijn tochtrecht van al zijn bezittingen ten behoeve van zijn kinderen Cornelis, Willem, Joost, Mattijs, Goort, Elisabeth en Anna Maria, op voorwaarde dat zij hem levenslang onderhouden. Vervolgens verdeelden de kinderen de hele boedel.[2]
Bronnen, noten en/of referenties
|