Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Heerlijkheid Liessel
De heerlijkheid Liessel werd vanouds en ononderbroken samen met de heerlijkheid Deurne bestuurd. In 1657 werd de grondheerlijkheid Liessel zelfstandig maar bestuur en rechtspraak in Liessel bleven ressorteren onder de schepenbank van Deurne en Liessel.
In 1505 werd Everard van Doerne met de heerlijkheid Liessel beleend.[1]
De rechtsverhouding tussen Liessel en Deurne leidde herhaaldelijk tot onenigheid en conflicten die door minnelijke schikking of na tussenkomst van een hogere rechtbank zoals het hof in Brussel en later de Raad van Brabant in 's-Gravenhage.
conflict van 1607[bewerken | brontekst bewerken]
Begin zeventiende eeuw dreigde een ruzie tussen jonker Wolfaart Evert van Wittenhorst, heer van Deurne, en jonker Everard van Doerne, heer van Liessel, uit de hand te lopen. Door tussenkomst van wederzijdse vrienden werd er op 22 oktober 1607 op het kasteel van Gemert een vreedzame regeling getroffen. Daarin werd bepaald dat Wolfaart de hele heerlijkheid bleef behouden met hoge, middelbare en lage jurisdictie. Maar ook stond in de overkomst dat jonckheer Everaert van Doersen sal daer en tegens absoluetelijck possideren het dorp van Liessel. sonder dat die voors(chreven) joncker Wolffaert daer iedt sal hebben te commanderen. Het kwam er op neer dat Everard binnen Liessel aanspraak mocht maken op de boetes of breuken die er werden uitgedeeld maar dat hij niet het recht had om ambtenaren aan te stellen en om de wet te handhaven. Vóór die tijd kreeg de heer van Liessel steeds jaarlijks tien gulden van het huis te Deurne ter compensatie van de gemiste boetes op overtredingen onder Liessel. Dit vaste jaarlijkse bedrag kwam met de overeenkomst te vervallen. Getuigen bij deze overeenkomst waren Hendrik van Holtrop, commandeur van de Duitse Orde te Gemert, jonker Walraven van Erp, heer van Erp en Veghel, en jonker Godart Oudart, heer van Rixtel.[2]
Conflict van 1657[bewerken | brontekst bewerken]
Over de status van de heerlijkheid Liessel ontstond discussie met Rogier van Leefdael toen de Astense heer Everard van Doerne op 11 september 1657 het adelijcke huys Liessel en haar gerechtigheden (gronden, tienden enz.) voor 27000 gulden aan jonker Idzard Joseph van Albada verkocht.[3]
Op verzoek van Rogier van Leefdael gaf de Raad en Leenhof van Brabant op 22 april 1678 toestemming om de heerlijkheid, jurisdicitie ende territoir van Liessel van de heerlijkheid Deurne te scheiden. Het laathof van het hertogelijke leen Ten Velde dat ook door Van Leefdael in leen werd gehouden, werd bij deze nieuwe heerlijkheid gevoegd om als laatbank voor de nieuwe grondheerlijkheid Liessel te functioneren. De grondheerlijkheid Liessel zou als vanouds onder de gerechtsheerlijkheid van Deurne blijven, er mocht geen openbare schepenbank in Liessel opgericht worden. Volgens een beschrijving uit de achttiende eeuw behoorde bij de heerlijkheid Liessel `den Leenhove Ten Velden’ met een ‘laatbank over het domaniaal’ met de hoge, middelbare en lage jurisdictie over de heerlijkheid. Met andere woorden de laten hadden slechts hoge, middelbare en lage rechterlijke bevoegdheden over het bezit van de heer. De openbare rechtspraak te Liessel ressorteerde onder de schepenbank van Deurne.[4]
Bronnen, noten en/of referenties
|