Bewerken van Arnoldus Manders (1792-1839)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 38: | Regel 38: | ||
In 1835 moest hij gedurende negen dagen karrenvrachten leveren aan de soldaten die in verband met de [[Belgische Opstand (1830-1839)]] gelegerd waren in het Park in Eindhoven. Hij kreeg daarvoor een vergoeding van ƒ 22,50.<ref>RHCe Gemeentebestuur Deurne en Liessel 1813-1950 toegang 13180 inv.nr. 32/5.</ref> | In 1835 moest hij gedurende negen dagen karrenvrachten leveren aan de soldaten die in verband met de [[Belgische Opstand (1830-1839)]] gelegerd waren in het Park in Eindhoven. Hij kreeg daarvoor een vergoeding van ƒ 22,50.<ref>RHCe Gemeentebestuur Deurne en Liessel 1813-1950 toegang 13180 inv.nr. 32/5.</ref> | ||
Bij de [[volkstelling van 1829]] was zijn oudere | Bij de [[volkstelling van 1829]] was zijn oudere broer [[Joannes Manders (1783-1854)|Johannes]] de hoofdbewoner van het adres Derp 277, waar hij, kort daarvoor weduwnaar geworden, met vijf van zijn zes kinderen woonde. De inwonende dienstmeid was toen zijn latere tweede echtgenote Johanna Dirks. Opvallend is dat de tweelingzus Johanna Manders in 1829 niet bij het gezin werd opgegeven en ook niet elders in Deurne werd aangetroffen. Waarschijnlijk groeide ze op in Asten, waar ze later ook in het huwelijk trad. | ||
Bij de [[volkstelling van 1839]] woonde zijn weduwe, met vier van haar zes toen nog in leven zijnde (stief)kinderen en haar | Bij de [[volkstelling van 1839]] woonde zijn weduwe, met vier van haar zes toen nog in leven zijnde (stief)kinderen en haar ongehuwd gebleven zwager [[Joannes Manders (1783-1854)|Johannis Manders]] op het adres Derp 266. | ||
{{Appendix|2= | {{Appendix|2= |