Joannes Peters (1730-1801)
Joannes Peters (1730-1801) | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Joannes Peters | |
Roepnaam | Jan (Aart Roijackers) | |
Geboorteplaats | Helmond | |
Doopdatum | 7 april 1730 | |
Overl.plaats | Vlierden | |
Overl.datum | 1 juni 1801 | |
Partner(s) | Wilhelma Tijssen (1741-1809) | |
Beroep(en) | landbouwer |
Joannes (Jan) Peters alias Jan Aart Roijackers was een Vlierdense landbouwer die vooral bekendheid kreeg door een omvangrijk proces dat hij voerde en verloor in verband met een nachtelijke vechtpartij met een mes.
Joannes Peters was de oudste zoon van Arnoldus Peters alias Roijackers en Catharina Jansen. Hij huwde op 27 april 1766 in Helmond met Wilhelma Tijssen alias van de Goor, (Bakel 24 oktober 1741 - Vlierden 17 maart 1809).
Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:
- Arnolda, (Bakel 3 juli 1768). mogelijk is zij identiek aan hieronder genoemde Adriana.
- Henrica (ze werd ook wel Catharina genoemd), (Bakel 26 januari 1770 - Vlierden 20 oktober 1835). Zij huwde met Henricus Lenders (1776-1850).
- Joannes (Jan), (Maarheeze 16 november 1771 - Vlierden 15 februari 1797).
- Elizabetha, (Vlierden 29 augustus 1773 - Deurne 9 maart 1845). Zij huwde met Matthias Tijssen (1767-1828) alias Berkers.
- Godefridus, (Vlierden 17 augustus 1775 - Vlierden 2 juli 1838). Hij bleef ongehuwd.
- Catharina, (Vlierden 8 augustus 1777 - Helmond 2 mei 1837). Zij huwde met Joannes Daniëls (1773-1840).
- Petrus, (Vlierden 9 augustus 1779 - Vlierden 24 augustus 1779).
- Petrus, (Vlierden 10 november 1780 - Helmond 22 juni 1835). Hij huwde met Petronella Verhees (1772-1829).
- Jacobus, (Vlierden 9 maart 1783 - Vlierden 18 september 1788).
- Henricus, (Vlierden 3 september 1785 - Deurne 24 mei 1859). Hij huwde (1) met Anna Maria van Otto (1782-1825) en (2) met Henrica van Gastel (1786-1844).
- Adriana, (begraven Vlierden 24 december 1799); mogelijk is zij identiek met Arnolda.
Hij kocht in 1776 van Gerrit Claes Welten een boerderij op de Hertsberg, die hij verpachtte aan zijn broer Laurens en aan Pieter Adriaan Welten. Later ging hij daar zelf wonen.
Een dure vechtpartij[bewerken | brontekst bewerken]
Over de vechtpartijen van Jan Aart Rooijakkers, ook wel Jan Hanen genoemd, en de daarop volgende processen zijn in de Vlierdense archieven vele honderden bladzijden tekst bewaard gebleven.
Op maandagavond 2 februari 1778 kreeg Jan Aart Rooijakkers rond 'n uur of zeven tijdens het kaartspel in de Vlierdense herberg van de weduwe Antonie van den Broek ruzie met Jan Francis Evers, bijgenaamd Jan Siskens, en hij verliet het café. Luidkeels scheldend, vloekend en zwaaiend met een groot mes verkondigde hij elders nog diezelfde avond dat hij Evers te grazen zou nemen. Enkele uitspraken die Rooijakkers volgens getuigen gebezigd zou hebben om zijn bedoelingen uit te drukken:
- Ik sal hem desen avond door sijn kloten snijden.
- Als ik Jan Siskens krijg dan geeff ik de duijvel mijn lijf en ziel als ik hem niet door zijn bek zal snijden
- Dat sij mij morju soude slaan dat zal ik se desen avond wel leeren
- Ik geef den bliksem van geheel Vlierden, want geheel Vlierden kan mij niet dwingen, of selfs den duijvel uijt de hel niet, het sijn maar schelmen, al die in geheel Vlierden zijn.
Ruim twee uur later verliet ook Jan Evers de herberg en buiten voor de deur bracht Rooijakkers hem met zijn mes een lelijke verwonding toe, lopend van het linker oor tot op het strot van de keel. De dader verdween stilletjes in de duisternis. Zo'n ruzie was geen ongebruikelijk tafereel in het Brabantse dorpsleven van de achttiende eeuw, zij het dat de verwondingen in de regel wellicht iets minder ernstig waren. Het geschil werd meestal door bemiddeling van de wederzijdse vrienden later afgedronken als de heethoofden weer nuchter waren. Waarschijnlijk zou ook van deze gebeurtenis niet meer dan een enkele getuigenverklaring bewaard gebleven zijn, ware het niet dat Jan Aart Roijackers zich achteraf niets meer van het voorval herinnerde of wilde herinneren.
De Vlierdense drossaard Pieter de Jong besloot om een gerechtelijke procedure op te starten tegen Rooijakkers en niet te rusten alvorens rechtgesproken was. Het was namelijk niet de eerste keer dat Jan Aart Rooijakkers bij caféruzies betrokken was en de drost vond dat hij deze keer voor zijn euvele daad moest boeten, mede om als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen te dienen maar waarschijnlijk ook wel voor eigen geldelijk gewin.
Omdat Roijackers integraal alles bleef ontkennen wat hem ten laste werd gelegd, c.q. er zich absoluut niets meer van herinnerde, en omdat vele tientallen Vlierdenaren en buitendorpsen nog oude rekeningen met de dader of met het slachtoffer of met een of meer van de getuigen hadden te vereffenen, liep de zaak uit op een langdurige rechtsprocedure. Roijackers probeerde daarbij onder meer een getuige onder belofte van een zak rogge te verlokken om een valse verklaring af te leggen.
Twee jaar na zijn vergrijp kwam de gerechtelijke uitspraak en werd Roijackers veroordeeld tot een boete van 150 gulden en betaling van de proceskosten van ruim 1700 gulden, een bedrag waarvoor in die dagen een prachtige boerderij met vele hectaren grond gekocht kon worden.
De ruim 900 bladzijden beslaande processtukken geven niet alleen veel details over de diverse betrokkenen maar vertellen ook veel over het Vlierdense dorpsleven van de achttiende eeuw. Liefst 64 getuigen deden in de loop van het proces kond van de waarheid. Onder hen was de Vlierdense vroedvrouw die verklaarde dat Jan Evers zijn vrouw mishandeld had. Een arts en een chirurgijn uit Eindhoven gaven een verklaring over de gezondheidstoestand van Roijackers.
Ook werd er in de processtukken verslag gedaan van een caféruzie in herberg Het Geremt in Helmond rond carnaval 1760. Jan Aart Roijackers het daar aan de stok met Francis (Cis) Berkers. In de daarop volgende nacht werd Cis Berkers, liggend in zijn eigen bed, door Roijackers met een mes bedreigd met de woorden: Cis waar bende, ik sal uw nu met mijn blood mes op uw bed doodsteeken. Door kordaat optreden van de vrouw van Cis Berkers kon Roijackers met een riek het huis uitgejaagd worden.
Ook een vechtpartij van Jan Aart Roijackers met Goort Jan Martens, een van de knechten op de hoeve Vorst, op een zondagmiddag in september 1773 wordt er tot in details vermeld. Over de bewoners van de hoeve Vorst zei hij toen: Daer is niemand van dit gandsche huijs die deugd, maar sijn alle maar schobbers, honsvotten, ezels. En over Goort Martens en diens baas, de hoevenaar Pero Verstappen, sprak hij als volgt: Ik geef den blixem van uw baas, want gij en uw baas gaat mij na op crimineele, maar ik zal uw blixem, als ik uw alleen eens krijg, het waar doen maken. Deze ruzie kwam eveneens tot een gerechtelijke procedure maar de juiste afloop ervan is niet achterhaald kunnen worden.
Op een maartse zondag in 1774, wilde Jan Aart Roijackers, die hoevenaar was van de Ruthse hoeve, Antoni Smits met een mes te lijf gaan op de hei tussen het molenhuis en de hoeve Vorst. Aan deze ruzie was een heftige woordenwisseling in het molenhuis voorafgegaan. Diezelfde maand nog werd, onder het genot van een glas wijn, een bemiddelings- c.q. afkooppoging gedaan in het huis van de Vlierdense pastoor. Daarbij zouden volgens de aangeklaagde zes gouden dukaten zijn gegeven door de Helmondse kastelein Adam Hockers, die namens Jan Aart Roijackers optrad, aan schoolmeester Antoni Ramaer, die drossaard Pieter de Jong vertegenwoordigde. Vijf jaar later wisten de pastoor en de secretaris zich van deze gebeurtenis niets meer te herinneren.
Terugkomend op het proces betreffende de steekpartij met Jan Evers, ook Jan Aart Rooijakkers had zijn getuigen die moesten aantonen wat voor slecht persoon Jan Evers was.
Zo getuigden de Vlierdense meester timmerman Jan van der Zanden en zijn vrouw, een dochter van vroedvrouw Magdalena Daniëls-Herings, dat Jan Evers de voor hen verrichte werkzaamheden dubbel in rekening had gebracht.
Enkele mensen uit Lierop kwamen getuigen over een vechtpartij op Stipdonk op een zaterdagavond in november 1776. Ook een vechtpartij in de herberg van Marten van Bree, waarbij een ruit sneuvelde, passeerde de revue.
Over een van de getuigen werd verklaard dat hij zich dagelijks dronken zoop, zelden nuchter was en vanwege de vele vechtpartijen waaraan hij had deelgenomen lange tijd gevangen had moeten zitten op de Roermondse gevangpoort.
Het proces, waarbij menigeen aan geheugenverlies leed, had zelfs nog gevolgen voor de politieke carrière van enkele schepenen en de substituut-secretaris. Toen de verdediging van Rooijakkers er bezwaar tegen maakte dat enkele schepenen, die uiteindelijk het vonnis over Rooijakkers moesten vellen, en de vervangende secretaris tevens optraden als getuigen zag de heer van Vlierden zich genoodzaakt hen (tijdelijk) te vervangen.
Vlierden zo klein als vogelaas maken[bewerken | brontekst bewerken]
Nadat Jan Aart Rooijakkers van drossaard De Jong te horen had gekregen welke prijs hij zou moeten betalen voor zijn optreden van twee jaar eerder, kwam hij op 22 februari 1780 tegen het middaguur vloekend en tierend de herberg van Francis de Veth binnen. Nu is Vlierden bedorven, riep hij uit, bestelde een jenevertje en liet twee glazen sneuvelen.
Vanuit de herberg liep hij naar het bakhuis waar zijn vrouw op hem stond te wachten. Hij had zijn woede nog onvoldoende kunnen koelen op de jeneverglazen en nu was zij het lijdend voorwerp. Hij sloeg haar de muts van het hoofd en kneep haar in de arm.
De aanwezige dorpsgenoten liet hij weten: Nu zal ik heel Vlierden verderven en heel Vlierden zoo klein maken als vogelaas. De advocaten schold hij uit voor schelmen, procureur Rovers en Adam Hokkers uit Helmond noemde hij schoelje en onder de Vlierdense schepenen was er volgens hem niet een die deugde. Hij beloofde de schepenen zo klein te maken als een muske of ik mag lijden dat mij den duijvel de schoorsteen uijthaalt. Opnieuw moesten een aantal glazen, deze keer gedeeltelijk met inhoud, het ontgelden en voegde hij zijn vrouw toe: Gij verdoemde heks sult nog maken dat ik aan de galg sal raken.
Een jaar later leende Rooijakkers, om zijn processchulden te kunnen voldoen, 800 gulden tegen 4 % van ... drossaard Petrus de Jong.
Jan Aart Rooijakkers verloor rond 1800 nog een rechtsgeding dat hem was aangedaan door Johannes Meulendijks. Ondanks dit alles raakte hij niet aan lager wal.