Bewerken van Maria Aloisia Kuunders (1878-1957)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 14: | Regel 14: | ||
}} | }} | ||
{{link stamboom|stamboom=''[[Kuunders]]''}} | {{link stamboom|stamboom=''[[Kuunders]]''}} | ||
'''Maria Aloisia (Mieke) Kuunders (1878-1957)''' was landbouwster aan de [[Liesselseweg]] op [[Vreekwijk]] waar ze tijdens de [[Tweede | '''Maria Aloisia (Mieke) Kuunders (1878-1957)''' was landbouwster aan de [[Liesselseweg]] op [[Vreekwijk]] waar ze tijdens de [[Tweede Weereldoorlog]] onderdak bood aan Amerikaanse onderduikers. | ||
Regel 21: | Regel 21: | ||
Mieke huwde op 5 januari 1901 in Deurne met [[Petrus Aarts (1869-1918)]]. Voor de gezinssamenstelling zie aldaar. | Mieke huwde op 5 januari 1901 in Deurne met [[Petrus Aarts (1869-1918)]]. Voor de gezinssamenstelling zie aldaar. | ||
Tijdens de Tweede Wereldoorlog gaf de weduwe Aarts aan een aantal neergekomen geallieerde piloten een tijdelijk veilig heenkomen en ontving daarvoor later een schriftelijke dankbetuiging van president Eisenhower. Een van de Amerikaanse soldaten die bij haar onderdak vonden was Robert Cleveland. Hij hoorde tot het 754th Squadron van de Amerikaanse 458th Bombing Group en vloog als bommenrichter met een zware B-24 Liberator, met nummer 41-29299 als officiële naam, maar het vliegtuig werd door de bemanning ‘Roll Call’ genoemd. Op 6 maart 1944 moest de tienkoppige bemanning zich in veiligheid brengen door uit het neerstortend vliegtuig te springen. Vier van hen, onder wie Robert Cleveland, wisten te ontkomen aan de Duitsers. Hij zat waarschijnlijk tussen 20 mei en 3 juni ondergedoken op de boerderij van de weduwe Mieke Aarts-Kuunders. | Tijdens de [[Tweede Wereldoorlog]] gaf de weduwe Aarts aan een aantal neergekomen geallieerde piloten een tijdelijk veilig heenkomen en ontving daarvoor later een schriftelijke dankbetuiging van president Eisenhower. Een van de Amerikaanse soldaten die bij haar onderdak vonden was Robert Cleveland. Hij hoorde tot het 754th Squadron van de Amerikaanse 458th Bombing Group en vloog als bommenrichter met een zware B-24 Liberator, met nummer 41-29299 als officiële naam, maar het vliegtuig werd door de bemanning ‘Roll Call’ genoemd. Op 6 maart 1944 moest de tienkoppige bemanning zich in veiligheid brengen door uit het neerstortend vliegtuig te springen. Vier van hen, onder wie Robert Cleveland, wisten te ontkomen aan de Duitsers. Hij zat waarschijnlijk tussen 20 mei en 3 juni ondergedoken op de boerderij van de weduwe Mieke Aarts-Kuunders. | ||
Waarschijnlijk vond ook Leo Williams uit Houston in Texas rond die tijd daar een veilig heenkomen, omdat na de oorlog ook van hem een foto met adres bij de weduwe Aarts op Vreekwijk werd aangetroffen. Leo Williams was navigator van de B-17 bommenwerper “Paperdoll”, die op 22 februari 1944 door een Duitse gevechtsjager werd geraakt na het bombarderen van Braunschweig. Het toestel stortte neer in Afferden. | Waarschijnlijk vond ook Leo Williams uit Houston in Texas rond die tijd daar een veilig heenkomen, omdat na de oorlog ook van hem een foto met adres bij de weduwe Aarts op Vreekwijk werd aangetroffen. Leo Williams was navigator van de B-17 bommenwerper “Paperdoll”, die op 22 februari 1944 door een Duitse gevechtsjager werd geraakt na het bombarderen van Braunschweig. Het toestel stortte neer in Afferden. |