Schoenmakerij
De schoenmakerij was eind 18e eeuw in Deurne een ambacht van enige betekenis.
Uiteraard was de schoenmaker, zoals overal elders, degene die de kapotte of versleten schoenen vele keren repareerde voordat ze werden weggegooid. Maar daarnaast werden in Deurne rond 1782 ook nieuwe schoenen en laarzen gefabriceerd, zoals blijkt uit een onbetaald gebleven rekening.
De Deurnese schoenmakers Francis Pluijm, diens zwager Adam Rosen, Joseph van de Mortel, Albertus Giebels, Johannes van Lieshout, Jan Willems van Lieshout en Jacobus Corstiaens produceerden destijds een aanzienlijke aantal schoenen. Zo leverden zij in 1782 in maatschap aan Jan van de Donck uit Heeswijk liefst 502 paar mannenschoenen en 18 paar kinderschoenen. Daarnaast levenden Francis Pluijm en Johannes van Lieshout aan hem nog eens 33 paar laarzen. Toen de afnemer in gebreke bleef bij de betaling van de gedane leveringen machtigden de gezamenlijke schoenmakers Jasper de Cock uit Rotterdam om bij hem beslag te laten leggen op de voorraad lederwaren.[1]
Bronnen, noten en/of referenties
|