U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Museum Het Dinghuis

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Op maandag 11 oktober 1965 werd het museum officieel door de commissaris van de Koningin, mr. dr. C. N. M. Kortmann geopend. Vlnr. Frans Jacobs, mevrouw Kortmann en Herman Allard . Klik op de foto voor meer informatie
Het museum was gevestigd in het Dinghuis op het kasteeldomein. Foto uit 1993
In museum het Dinghuis (jaren '60)
Bestand:10.581.jpg
Interieuropname museum Dinghuis
Interieuropname museum Dinghuis
Bestand:Penning, Haile Selassie, door Hendrik Wiegersma uit 1935.jpg
Penning van Haile Selassie uit 1935 door Hendrik Wiegersma

De opening van Museum Het Dinghuis vond plaats in oktober 1965 en was gelegen aan het Haageind 39-41 op het kasteeldomein in Deurne.


Het Dinghuis werd na 600 jaar een museum met een expositieruimte. Ook werd er een verblijfplaats voor schilders en kunstenaars ingericht.

Op 1 februari 1963 begon de firma Breemaat met de restauratie. De fundering was al vernieuwd. Er werden een tweetal binnenmuren weggehaald en hiervoor in de plaats kwamen bogen. Zo verkreeg men grote tentoonstellingsruimte, waar historische voorwerpen en schilderijen werden getoond. De architect was ir. C.G. Geenen uit Eindhoven

Ook de zolder werd vernieuwd en verrijkt met vier slaapkamertjes. De buitenmuren bleven staan, hoewel hier diverse ramen en deuren ingezet werden.

De buitenstenen werden vernieuwd, mochten niet van de oorspronkelijke te onderscheiden zijn. Opmerkelijk was dat het geheel werd opgetrokken in de zogenaamde zwarte baksteen, die niet meer werd gebruikt.

De plannen ter restauratie van het Dinghuis waren al tamelijk oud. In de directiekeet hing een tekening, die in 1947 werd gemaakt.

De heer Mertens, uit Deurne en uitvoerder in dienst van de aannemersfirma van de Breemaat en Zn. uit Oirschot zei dat het gebouw de laatste jaren door leegstand en geen onderhoud veel had geleden.

Na de verbouwing bleef het gebouw zijn oude identiteit behouden, voor de voordeur werd een ouderwetse stoep van kinderkopjes gelegd.

Het pand werd in 1965 in gebruik genomen als gemeentemuseum onder de naam Museum Het Dinghuis. Daarin werd de kunst, verzameld door Hendrik Wiegersma, tentoongesteld. Zijn zoon Pieter Wiegersma was oprichter en artistiek directeur en werd Herman Allard conservator een functie die hij tot en met 1974 vervulde.

Vijf jaar museum Dinghuis

In deze korte periode kreeg deze culturele instelling een eigen gezicht. In deze weinige jaren verwierf dit kleine museum zich daarbij in een ruime kring heel wat trouwe vrienden. Het trok 36.788 bezoekers wat voor dit museum dat min of meer in een uithoek van ons land ligt geen gering aantal is. De meeste bezoekers trokken de tentoonstelling van Hendrik Wiegersma's vermaarde volkskunstverzameling en die van werk van Zadkine (telkens ruim 2500).

De Wiegersma-tentoonstellingen Man en Vrouw en Hendrik Wiegersma 1891-1969 trokken allebei ruim 2000 bezoekers. De tentoonstelling Otto van Rees werd minder druk werd bezocht maar toch nog met ruim 1500 bezoekers. Het museum kreeg veel bezoekers uit het buitenland. In het gastenboek van conservator Herman Allard werden handtekeningen gezet van bezoekers uit alle vijf de werelddelen. Vooral afkomstig uit Australië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten van Amerika dit zou te maken kunnen hebben met de emigratie.

De Nederlandse bezoekers kwamen uit alle delen van ’t land van Groningen tot Maastricht. Kunstvrienden uit Amsterdam, Den Haag en Utrecht kwamen geregeld naar de tentoonstellingen en opvallend veel bezoekers kwamen er uit Nijmegen en omstreken.

De eigen streek begon eveneens wat meer belangstelling te tonen: blijkbaar moest menigeen in Peelland, nog een zekere drempelvrees overwinnen. Er kwamen af en toe wel schoolklassen uit de gemeente Deurne en een groep die trouw de tentoonstellingen in het Dinghuis bezocht was die van de verpleegstersopleiding van het Sint-Willibrordusziekenhuis de Deurnese Verkenners, de Jongerencursus en Het Pumpke van de Sint-Jozefparochie.

Van groot belang voor de verdere ontwikkeling van het museum Dinghuis was de stichting van het Hendrik Wiegersma-Fonds. Deze instelling wilde financieel de aankoop van kunstwerken uit de tijd tussen de Eerste Wereldoorlog en de en de Tweede Wereldoorlog mogelijk maken. Onder de leden van dit fonds werd ieder jaar een kunstwerk verloot. Met de aankopen werd de basiscollectie geregeld uitgebreid. Eind 1969 - betrekkelijk kort na het overlijden van Hendrik Wiegersma - werden in deze verzameling de Vlaamse expressionisten door Nederlandse vervangen.

Lustrumtentoonstelling Nederlandse Kunst 1920-1940

De zevende tentoonstelling, waarmee het museum Dinghuis feitelijk zijn eerste lustrum vierde gaf een alleszins boeiend overzicht van de Nederlandse kunst uit de periode 1920-1940, die in hoofdzaak in het teken stond van het expressionisme.

Ze bestonden uit werken uit de eigen collectie en de collectie Wiegersma alsmede uit in bruikleen gegeven kunstwerken. De bruikleengevers waren afkomstig uit de collectie van Pieter Wiegersma en kunsthandel Tjerk Wiegersma.

Vrijwel alle prominenten van het Nederlandse expressionisme waren vertegenwoordigd maar er was ook werk te zien van minder bekenden zoals Harrie Kuijten, Gerard Hordijk, Dirk Filarski en Tinus van Doorn en vele anderen zoals Mathieu Wiegman een met krijt getekend portret van Hendrik Wiegersma.

Wiegersma’s werk was vertegenwoordigd met onder meer een betrekkelijk vroeg werk De Musicus uit 1936 en een Maaslandschap uit zijn laatste periode. Van Otto van Rees was er, behalve het bekende Stilleven met pijp het Klein Kasteel van Deurne.

In een vitrinekast kon men aardewerk, fraaie penningen (de penning, die dr. H. Wiegersma liet slaan ter ere van Haile Selassie, keizer van Abessinië (Ethiopië) en een bronzen monnikskop van John Rädecker. De expositie werd aangevuld met onder andere Tegelse volkskunst. In het voorwoord van de cataloog schreef burgemeester Hoebens als voorzitter van de Dinghuiscommissie naar aanleiding van de belangstelling, die voor het museum Dinghuis blijkt te bestaan, onder meer:

...Wij geloven (zelfs), dat het onmiskenbaar, behoudende element, blijkend uit doel en wezen van het museum Dinghuis Deurne, voor velen een aantrekkelijkheid was, een onbewuste steun zelfs voor de eigen innerlijke overtuiging van wat mooi en kunstzinnig mag heten. Dit geeft ons moed om door te gaan in dezelfde stijl van klassieke allure, het aan anderen overlatend om ruimte te bieden aan zoveel nieuw, zich bijna overmatig aanbiedend talent, waaronder echter het kaf nog van het koren moet worden gescheiden...


In 1976 verhuisde Pieter Wiegersma zijn Dinghuis-collectie naar de voormalige woning van Hendrik Wiegersma, De Wieger, en ging er verder onder de naam museum De Wieger.