U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Petronilla Maessen (1706-na 1752)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Persoonsinformatie
Volledige naam Petronilla Maessen
Roepnaam Peternel, Nel
Geboorteplaats Deurne
Doopdatum 26 september 1706
Overl.datum na 1752
Partner(s) [[PersoonPartner(s)::Antoni van Bommel (circa 1695-1740)]]

Petronilla (Peternel, Nel) Sijmonsdochter Maessen (1706-na 1752) kreeg als weduwe een buitenechtelijk kind dat bij de geboorte overleed en dat zij in haar huis verstopte om haar zwangerschap en bevalling voor de buitenwereld verborgen te houden. Ze ontvluchtte Deurne en werd voor eeuwig verbannen.


Zij was een dochter van Simon Maessen en Antonia Hendrik Corstens.

Zij huwde op 23-jarige leeftijd op 22 januari 1730 in Deurne voor de schepenbank en daags daarna voor de kerk met Antoni Willems van Bommel (circa 1695-1740), een zoon van Willem Dielis van Bommel en Petronella. Hij was toen weduwnaar van Joanna Peter Coolen (1700-1728) met wie hij twee dochters had: Wilhelma en Hendrina.

Peternel en Antoni gingen wonen in het huisje van Van Bommel in de Walsberg, dat eigendom was van de ouders van zijn eerste vrouw.

Uit het huwelijk van Peternel en Antoni werden nog eens drie kinderen geboren:

  1. Joannes (Jan), (Deurne 15 augustus 1730).
  2. Antonia (Antonet), (Deurne 24 juli 1732).
  3. Margaretha (Margriet), (Deurne 20 december 1733).

Het huwelijk duurde niet lang. Rond kerstmis 1740 overleed Antoni. Hij werd op 27 december begraven op het kerkhof bij de grote kerk van Deurne.

Het jaar daarop kwam er een nieuwe man in haar leven, de 34-jarige Jan Thijs Beckers, geboren in Bakel en weduwnaar van Maria Verbruggen. In februari of maart 1742 raakte Peternel zwanger van hem. Hoewel ze beloofde met hem te zullen trouwen, werd het huwelijk steeds door haar uitgesteld.

Op 17 november 1742 werd haar zoontje Antonius (Antoni) geboren. Volgens het begraafboek werd Antoni het soontje van Peternel wed. Antoni van Bommel op 19 november begraven. Later werd duidelijk wat er gebeurde.

Het huwelijk werd nog steeds uitgesteld en opnieuw raakte Peternel in verwachting, en naar wat ze later verklaarde, moet dat met de vasten avont gebeurd zijn. Vader van het kind was weer Jan Beckers. Eerst wilde ze het nog, ook voor hem, verzwijgen, maar toen ze medio september 1743 vleeschelijke conversatie (geslachtsgemeenschap) met hem had, merkte Jan het toch aan de gesteltenis van haar lighaam.

Het lekte uit dat ze voor de tweede keer swaar was van Jan Beckers en dat ze niet wenste te trouwen. Dat werd door de plaatselijke gemeenschap niet geaccepteerd en in de avond van 5 oktober 1743 werd er getoffeld: enkele tientallen jongelui verzamelden zich voor haar huis. Ze schreeuwden, bliezen op hoorns en deden ook een (geslaagde) poging haar deur met gewelt uijt 't gehenght te rucken. De deur en dolper werden besmeerd met stront en andere vuijligheijt en ze legden er doode krengen neer. Vervolgens riepen ze hoer, hoer, komt er maar uijt, hier hebben wij Jan Beckers, komt maar hier en trouwe hem. Ze gooiden een steen die doel trof; Peternel hield er een grote hoofdwond aan over.

Omdat het helder weer en nagenoeg volle maan was, herkende ze veel van haar belagers. Het waren onder meer Willem, de scheper van Willem van Hooft, de scheper van Peeter Geven Koolen, Christiaen de zoon van Cobus van Esch, de scheper van Ruth Cluijtmans, Jan de zoon van Evert van Doorne, Jan de zoon van Hendrik van Doorne, Peter de zoon van Willem Heesmans, Cobus en Willem, de zonen van Jan ... alias van Brugge, de scheper van Anneken Peter Heesmans en zijn broer, Jan Willem Beelen van Melis, de knegt van Sis van de Kerckhoff, de scheper van de weduwe Peter Sijmons van den Boomen, de knecht van Adriaan van de Mortel, Adriaan de zoon van Michiel Heesmans, Joost en Jan de zonen van Lambert van de Mortel, Joost de zoon van Huijbert van de Mortel, Jan de zoon van Jan Aart Smits, de zoon van Jenneken Gielens, Peter de zoon van de weduwe Peter Sijmons van den Boomen, de knecht van Adriaan van de Mortel, Adriaan de zoon van Michiel Heesmans, Joost en Jan de zonen van Lambert van de Mortel, Joost de zoon van Huijbert van de Mortel, Jan de zoon Jan Aart Smits, de zoon van Jenneken Gielens, Peter de zoon van Evert van Haandel, met de knecht van zijn moeder, de zoon van Hendrick Cluijtmans, en Toon Jan Marten Beelen die bij Jan Huijberts woonde.

Op maandagmiddag 7 oktober 1743, twee twee dagen na de toffelpartij kwam Marie, de buurvrouw van Peternel, bij haar op bezoek. Ze trof haar in bed aan, liggend in een grote plas bloed. Peternel zei tegen Marie, die ondertussen ook buurvrouw Anneke had geroepen, dat ze een sterke vloed had. Anneke bond daarop de armen van Peternel "stijf vast", om het bloeden wat te stoppen.

Toen een derde buurvrouw, Jenneke geheten, 's avonds naar het huis van Peternel ging om haar koeien te melken (sinds het overlijden van haar man had Peternel toch wat hulp gezocht), trof ze haar zittend bij de haard aan. Opnieuw zei ze dat ze een swaare vloed had gehad.

Op donderdag 10 oktober, 's morgens om een uur of tien, trokken de vroedvrouw Margriet Kuijpers, de schepenen Hermanus van de Water en Arnold van de Mortel, en de substituut-secretaris Antoni La Forme naar het huis van Peternel. Na de verklaringen van de buurvrouwen vertrouwden ze het zaakje toch niet helemaal, zeker niet omdat ze ook gehoord hadden dat Peternel zwanger zou zijn. Bij haar huis aangekomen zagen ze dat Peternel buiten op de akker aan het werk was. Ze werd gevraagd mee naar binnen te komen, hetgeen ze deed.

De eerste vraag die gesteld werd, was waarom Peternel er zo slecht en ziekelijk uitzag. Ze verklaarde een zware bloetstortinge gehad te hebben, iets wat vrouwen wel vaker overkomt. Toch waren de schepenen niet helemaal zeker van hun zaak, want ze zagen ook wel dat haar buik nu veel dunner was dan 's maandags. Toch hield Peternel vol echt niet gekraamd te hebben. Om zekerheid te hebben vroegen ze de vroedvrouw om Peternel te onderzoeken, en toen die even later verslag uitbracht, kwam het bericht dat Peternel toch echt wel zwanger geweest moest zijn, en er een kind moest zijn. Peternel bleef volhouden geen kind te hebben gehad. Ze zei dat de vogtigheijd die uijt haar borsten komt niet anders als water is, en dat zij deurgaans of altijt gewoon is in haar borsten te hebben, en het verhaal van de sterke vloed bleef ook staan. Immers, de buurvrouwen zouden voor haar getuigen. Nu kwam ook aan het licht wat er met haar eerste kind van Jan Beckers was gebeurd.

Het volgende verhaal vertelde Nel: Het jaar daarvoor had ze haar kind in de put laten vallen, en daardoor zou haar buik opgezwollen zijn door een bloedprop. Na de vloed van maandag zou ze daarom weer dunner zijn geworden. Nog steeds wisten de schepenen het nog niet geheel zeker. Ze zeiden haar dat ze die middag zou moeten worden onderzocht door de Astense chirurgijn. Een tweede onderzoek, dat het tegendeel van haar verklaring zou bewijzen, werd haar te veel. Ze zei haastig: Wat behoeven zoo veel kosten gemaakt te worden, laat den drost maar hier komen, als wast vanavond, ik zal hem 't kint laten zien. Het was duidelijk. Er was inderdaad een kind geweest, en Peternel had het geheim willen houden voor de buitenwereld.

Die avond kwamen de schepenen met de drost weer naar haar huis. De drost vroeg toen: Peternel, waarom doet gij ons zoo veel moeijten, kom aan, haalt 't kint maar voer den dag. Daarop zei Peternel haar dochtertje (uit haar huwelijk met Van Bommel) het kind te gaan halen. Het kind liep naar een kamertje naast de keuken. Ook Peternel en de drost liepen mee. Ze troffen daar in een hoek tegen de muur het lijkje van het kind aan, dat, naar later onderzoek uitwees, was losgesneden van de moeder, zonder dat de navelstreng afgebonden was. In de keuken gekomen stond daar ook buurvrouw Jenneke, die ook de waarheid wel eens wilde weten. Het doekje werd van het kindje gehaald, en het lijkje van het jongetje kwam tevoorschijn, zoo swart van turfgemul of stofaarde bestooven, dat het meer na een swart of Indiaans kind, als een wit kind geleek. De drost vroeg de schepenen het kind weer in de doek te winden, en het te laten waar het was. Om het tumult, zoals van de voorafgaande zaterdag, te voorkomen, bleven de vorster Van Schaijk en zijn hulpjes de schutters Brenners en Maarlandt de wacht houden.

De volgende ochtend rond acht uur heerste er paniek: Peternel was weg en had haar dochtertje schreeuwend en krijtend achtergelaten. Ondanks intensieve zoekpogingen van de vorster en schutters bleef ze zoek. Daarop kwam voor Van Schaijk en Maarlandt de zware taak de vlucht aan de drost te vertellen. Uit de archiefstukken blijkt dat ze dit niet van harte deden: Maarlandt zei: Peternel is cours en wij zullen ze ons leven niet weder zien, en iets onschuldiger ik maak staat dat wij alle drie een voet voor ons gat zullen krijgen. Een ooggetuige zag later, toen ze terugkwamen, dat de één een bobbel in zijn hand had. Hij zette die aan zijn mond en gaf 'm aan de ander. Het moet een fles drank zijn geweest om de spanning weg te drinken: de ooggetuige, Andries Jan Goorts, verklaarde verder dat Maarland een keel om had gedaan, en dat ze niet sterk konde gaan of loopen, want Miggiel (van Schaijk) was gelijk men van dronke luijden segt zoo stijf als een hout....

Hierna verbleef Peternel buitendorps en kon daardoor niet door het Deurnese gerecht worden veroordeeld. Haar roerende en onroerende goederen werden verkocht, waaronder was een peerd met een oog. Ze werd zelf bij vonnis van 19 februari 1744 verbannen uit de heerlijkheid.

Zij figureerde nog wel twee keer als doopgetuige bij de kinderen van haar broer en zus. Mogelijk was ze daarbij niet in persoon aanwezig. Ook van haar kind bij Van Bommel en van haar partner Beckers vernemen we niets meer. Het dode kindje werd op 12 oktober 1743 begraven te Deurne.[1]

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Luuk Keunen - "Peternel Sijmons weduwe van Antoni van Bommel - haar kinderen en haar vlucht", gepubliceerd in D'n Uytbeyndel nummer 42 bladz. 9-14 (voorjaar 1999).