Generaliteitsperiode
De generaliteitsperiode na de vrede van Münster in 1648 had grote gevolgen voor de godsdienstuitoefenening voor de Deurnenaren. Deze vrede maakte overigens een einde aan de langdurige ellende die de bevolking had moeten doormaken gedurende de 80-jarige oorlog.
Gevolg van dit vredesverdrag was wel dat de Nederduits-Gereformeerde kerk de officiële publieke kerk werd. De katholieken (en protestanten van andere geloofsovertuigingen) waren wel vrij om hun geloofsovertuiging te behouden, maar tot 1672 waren er veel beperkingen om dit ook gestalte te geven.
Toen in 1660 het reglement op de politieke reformatie hier van kracht werd, raakten veel katholieken ook hun baantje bij de overheid kwijt.
Deurne[bewerken | brontekst bewerken]
De kerk van Deurne werd als gevolg van het vredesverdrag in bezit genomen door het handjevol gereformeerden dat destijds in Deurne was.
Pastoor Jacobs, toen 28 jaar en pas in Deurne benoemd, moest om zich veilig te stellen uitwijken naar de Grotenberg, een eenzame verhoging in het Peellandschap op de grens tussen Deurne en Venraij. Venraij viel destijds onder het hertogdom Gelre en was dus katholiek. Daar bouwde pastoor Jacobs een schuurkerk voor zijn Deurnese en Liesselse parochianen. Om daar te komen moesten ze meer dan een uur lopen, door weer en wind en dwars door de Peel.
Pas na het rampjaar 1672 werd het pastoor Jacobs toegestaan om een sobere schuurkerk en pastorie aan de Lagekerk in Deurne te bouwen. Na veertig jaar, in 1725, was men aan een nieuwe schuurkerk toe. Die nieuwe schuurkerk werd iets verderop aan het begin van de Derpsestraat gebouwd.
Opmerkelijk bij dit alles was dat in Deurne indertijd 1500 rooms-katholieken telde en slechts 50 gereformeerden.
De eeuwwisseling van de 18e naar de 19e eeuw betekende voor de r.k gemeenschap een grote verandering. Bij de komst van de Fransen in 1794 werden staat en godsdienst gescheiden. Na 150 jaar kon een einde komen aan het tijdperk van kerkschuren. De Staatsregeling van 1799 bepaalde dat de grootste geloofsgemeenschap het recht kreeg om haar kerkgebouw terug te kopen. Op deze regeling deed de katholieke gemeenschap in Deurne een beroep en kreeg zodoende haar Sint-Willibrorduskerk terug. De toenmalige Pastoor Swinkels kon, na anderhalve eeuw verbannen te zijn geweest uit de grote kerk, op 25 november 1801 er weer de eerste heilige mis lezen.
Pastorie[bewerken | brontekst bewerken]
Het “ Martinethuis” dat vanaf 1721 als protestantse pastorie in gebruik was, werd later bewoond door de protestantse gemeentesecretaris Van Noort. Rond 1798 verhuurde hij het nog enige tijd aan een negental nonnen van het klooster Keizerbosch. In 1803 werd de katholieke kerk eigenares van het gebouw.
Tot 1818 verbleef de pastoor in het (huidige) huize Landzicht aan de Stationsstraat. De secretariswoning die anno 2010 nog steeds terug te vinden is aan de huidige Martinetstraat 32-34 zou van 1818 tot 1852 als pastorie van de Sint-Willibrorduskerk fungeren. In 1852 kreeg de r.k. parochie een nieuwe pastorie aan de Kerkstraat die meer dan 100 jaar als zodanig dienst heeft gedaan.
Vlierden[bewerken | brontekst bewerken]
Ook de katholieken van Vlierden kochten hun oude kapel aan de (huidige) Oude Torenweg terug. Ze gaven er overigens wel de voorkeur aan om in hun schuurkerk aan de (huidige) Pastoriestraat te blijven kerken. De kapel was veel te klein voor de Vlierdense katholieke gemeenschap.
Liessel[bewerken | brontekst bewerken]
Ook de Sint-Hubertuskapel in Liessel, na de Vrede van Münster genaast door de gereformeerden, kwam weer in handen van de katholieke gemeenschap aldaar. De gereformeerden hadden het gebruikt voor opslag van brandstof. Het was een bouwval geworden.
De schuurkerk voor de Liesselse r.k. gemeenschap stond een eeuw lang op de plek waar anno 2010 de pastorie gevestigd is. Na het einde van de generaliteitsperiode moest men nog vijftig jaar gebruik maken van deze schuurkerk.
In 1832 kwam er een nieuwe kerk, een zogeheten waterstaatkerk. Deze werd gebouwd op de plaats van de oude St. Hubertus Kapel tegen de oude toren.
Gereformeerden[bewerken | brontekst bewerken]
De gereformeerden stonden na de teruggave van de grote kerk op straat. Van de Heer van het Groot Kasteel kregen zij toestemming om hun kerkdiensten tijdelijk in het Dinghuis te houden. Deze tijdelijke oplossing zou toch nog zo’n zeventien jaren duren.
In 1815 konden de gereformeerden gebruik maken van hun nieuwgebouwde kerk die anno 2010, na 195 jaar, nog steeds aan de Helmondseweg te vinden is. Het gebouw is nu van de Protestantse gemeente Deurne en is een rijksmonument.
In 1823 betrok de predikant zijn nieuwe pastorie tegenover de protestantse kerk op het adres Helmondseweg 20.
Herinneringskruis[bewerken | brontekst bewerken]
De generaliteitsperiode duurde ruim 150 jaar, namelijk tot 1800. Het eremonument met kruis bij de Grotenberg is een blijvende herinnering aan de onderdrukking van de Deurnese en Liesselse rooms-katholieke parochianen in 1648.
Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]
- Jac Heeren, het boek De eenzame kerk in de Peel, 1937
- Jan Kanters, Filmboek De geschiedenis van Deurne, 1997, Deel 1, blz 26 en 27 + Deel 2, blz 6 tot en met 8.