U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Windmolen op het Heieind

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De windmolen op het Heieind, een fantasietekening door Hendrik Ouwerling.
Op dit detail van de Topografische Militaire Kaart van 1840 is duidelijk herkenbaar waar de Heieindse molen stond. (zie Topotijdreis)
Rakels molen aan de Liesselseweg hier nog in volle glorie. Foto ter beschikking gesteld door Frans Verheijen

De windmolen op het Heieind, ook wel de Heimolen of Heieindse molen genoemd, werd in of kort voor 1547 gebouwd op de Molenbergsche Heide en stond daar tot 1869.


De plaats waar deze standaardmolen gestaan heeft, moet gezocht worden pal ten noordwesten van de kruising van de Heimolenweg en de Molenweijerweg. Omdat ook de inwoners van Liessel, Heitrak en Moosdijk aangewezen waren op deze molen, stond die toch redelijk centraal.

Ouwerling opperde de mogelijkheid dat de voorganger van deze molen gestaan zou hebben bij de Rode Braak[1], maar bij het toponiemenonderzoek van Spamer kon daarvan geen bevestiging worden gevonden.[2]

De molen was steeds eigendom van de heer van Deurne en werd door hem verpacht. Een en ander werd vastgelegd in het Rekening boekie van de Coorn Wint en Watermolen, 1790 (tot 1800), een manuscript dat in particulier bezit bleef en in 2013 door een antiquariaat te koop wordt aangeboden.

Bij de invoering van het kadaster in 1831 pachtte Antonie Truijen de molen voor 250 gulden per jaar van de heer van Deurne.

Op 9 januari 1855 kocht de gemeente Deurne en Liessel zowel de heimolen als de kerkmolen aan de Molenstraat van de toenmalige heer van Deurne, baron Theodorus de Smeth. De gemeente betaalde voor de twee molens en alles wat daarbij hoorde 15.500 gulden. De 28-jarige Antonie Truijen junior, zoon van de molenaar, trad bij deze verkoop op als gemachtigde van de baron. Van de koopsom werd 9.000 gulden meteen betaald en het restant moest vóór 31 december 1856 zijn voldaan.

In 1863 werden de beide molens in opdracht van de gemeente geverfd.

Toen in april 1866 molenaar Jan de Kinderen een vergunningaanvraag indiende bij de gemeente om in Liessel een windgraanmolen te bouwen, besefte men dat dit een grote bedreiging was voor de klandizie van de heimolen. Alle boeren uit Liessel en omgeving zouden immers snel de kortere weg naar de nieuwe molen vinden. Daarom werden er plannen ontwikkeld om de Heieindse molen te verplaatsen naar het Derp in de omgeving van Kriekenbeek. In de raadsvergadering van 18 oktober 1866 viel het definitieve besluit tot verplaatsing.

In 1869 werd de molen verplaatst naar een plek nabij de spoorlijn aan de (inmiddels Oude) Liesselseweg in Deurne. De eerste molenaar van de verplaatste molen was Gerard de Kinderen, een broer van de Liesselse molenaar.

Voor de latere geschiedenis zie Rakels molen.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. H.N. Ouwerling - Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden blz. 81
  2. Ton Spamer – Een karretje op den zandweg reed…, Deurnese toponiemen uit de periode 721-1900, Deurne, 2010.