U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Stationsstraat 10

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De panden Stationsstraat 8 (rechts) en 10 (links) in de jaren 1930. Foto beschikbaar gesteld door P.M.M. van de Kerkhof.

De geschiedenis van het pand Stationsstraat 10, waarin warenhuis Blokker gevestigd is, is nauw verweven met en valt grotendeels samen het daarnaast gelegen pand Stationsstraat 8, het vroegere café Janus Timmers en nu café De Sleutel.


Op 16 maart 1747 verkocht Antonie van der Bloemen aan Jan Caspar Steijn een stukje land van ongeveer een copse groot, waarop een vervallen bouwvallig huisje met lemen wanden en zonder stenen muren stond. Het huisje was de verkoper aangekomen van wijlen zijn moeder. De koopsom bedroeg 59 gulden. De koper bleef aan de verkoper nog 50 gulden schuldig, die hij in vijf jaarlijkse termijnen van tien gulden moest betalen.

Op 8 oktober 1757 droeg Jan Caspar Steijn een huiske met hof en aangelag, groot 15 roeden 1 voet, over aan zijn dochters Johanna Steijn, de vrouw van Jan van der Meij te Eindhoven, en Maria Steijn te Deurne.

Op 13 september 1777 verkochten Johanna Steijn te Gestel en Maria Steijn, die in het huisje woonde, het huisje met hof, groot 15 roeden en 1 voet, aan Peter Laurens Nooijen (1721-1786) voor 104 gulden. Deze ging daarin wonen met zijn gezin en hield er herberg.

Op 22 januari 1834 verkochten de spinster Johanna Nooijen (1764-1834) en de dagloner Hendricus Leenders, dochter en schoonzoon van wijlen Peter Laurens Nooijen, het perceel E 13, een moestuin van 425 m2, en E 14, een huis en erf van 141 m2, voor 200 gulden aan de bakker en organist Poulus Roefs (1802-1883).

Op 17 maart 1842 verkocht Poulus Roefs de percelen E 13 en 14 voor 200 gulden aan zadelmaker Hendrik Keeren (1807-1890).

Op 11 maart 1885 verkochten de erven van zadelmaker Hendrik Keeren het huis, erf en tuin, sectie E 13 en 14, groot 566 m2, voor 590 gulden aan Deliana Hartjens (1844-1931), de weduwe van Jan Willem Berkelmans (1840-1883). Ze liet meteen het geheel verbouwen tot huis, stal en erf. Het geheel kreeg daarna sectienummer E 1637.

Op 1 februari 1886 leende Deliana Hartjens 2000 gulden en gaf daarvoor het pand E 1637 in hypotheek.

In 1889 hertrouwde Deliana Hartjens met timmerman, huisschilder Willem van den Einden(1857-1920) en in 1889-1890 vond weer een verbouwing plaats en werd het perceelnummer gewijzigd in E 1697.

nota van Willem van den Einden 1899, collectie Briefhoofden van heemkundekring H.N. Ouwerling

Op 20 mei 1893 werd na het faillissement van Willem van den Einden een uitgebreide boedelbeschrijving opgemaakt ten behoeve van de vier kinderen van Deliana Hartjens en Jan Willem Berkelmans. Omdat het een tamelijk unieke inkijk geeft volgt onderstaande een volledige beschrijven van alle vertrekken met de daarin aangetroffen en gewaardeerde goederen:
in de zijkamer:

kastje, stolp en vazen, glaswerk, platen, acht stoelen, leuningstoel, canapé, bureau, twee lampen en sigarenstel, lamp, horretjes en gordijnen, tafel en kleed, mutsen en rommel.

In de gang:

barometer, beeldje.
In de herbergskamer: 34 stoelen,vijf tafels, spiegel, zes schilderijen, lamp, horretje en gordijnen, buffet met klok, glaswerk en caraffen, tinnen maten en halve liters, sigaren, blaadjes.

In de huiskamer:

vijf schilderijen, spiegel, acht stoelen, gordijn, klok en lamp, tafel, kastje en vazen, linnengoed, horlogies, sokken en kousen, porcelein en naaimachine, boonen en kleederen.

In de keuken:

klok, twee stoelen, aanrecht, potten en ketels, pannen, koffijketels, koffijmolen, kopjes en emmer, porcelein, kookkachel en ketel, vijf schilderijen en spiegel, bordjes, kandelaar en lamp, korf en kruik.

In de kelder:

zeven potten, kan, vet en moes, kisten en potten, stellingen.
In de kelderkamer[1]: tafel, vijf stoelen, twee schilderijen, klok en spiegel, bed en ledikant met toebehoren en gordijnen, vrouwen- en manskleederen, gordijn, kan en mand.

Op het zolderkamertje noordzijde:

ledikant met bed en toebehoren, vier stoelen, kist, tafel, spiegel en schilderijen, gordijnen.

Op het zolderkamertje zuidzijde:

vier stoelen, tafeltje, ledikant met bed en toebehoren, zeven platen, kleedjes.

Op de zolder:

vijf kachels, billard, linnengoed, toonbank, rommel.

Op drie zolderkamertjes:

ledikant, bed met toebehoren en stoel, kastje, ledikant, bed met toebehoren, drie stoelen, tafel en kist.

In de zaal:

38 stoelen, twee lampen, vier tafels, buffet, glazen en beelden, twee tafels, vier gordijnen, lamp.

In de stal:

geit met twee jongen, manden en kuip, brandhout en ladder, regenton, emmers, bank en kuip, hout en turf, kisten en glas, rommel.

In de schilderswerkplaats:

verfmolen, wrijfsteen, verversgereedschappen en vooradige verfwaren.

Het totaal vertegenwoordigde een waarde van ruim 622 gulden.

Op 7 september 1893 werd door de notaris het pand sectie E 1719 van de failliete timmerman, huisschilder en herbergier Willem van den Einden met 1240 m² grond publiek verkocht. Koper was de smid Johannes Petrus Hubertus van Griensven voor 3080 gulden.

Op 9 november 1893 kreeg smid Van Griensven een hinderwetvergunning tot het oprichten van een grof- en hoefsmederij op perceel E 1719.

In 1907 werd een bijgebouw gesticht.

In 1920 verkocht hij 35 m² van zijn erf aan de gemeente Deurne, daarbij veranderde het kadastrale nummer van E 1719, groot 1250 m2 naar E 1989, groot 1215 m2.

Op 21 mei 1920 werd vergunning verleend tot het oprichten van een bewaarplaats voor buskruit op perceel E 1719.

Op 7 augustus 1924 werd vergunning aangevraagd voor een verbouwing, waarbij het pand gesplitst werd (later Stationsstraat 8 en 10) en ingericht werd tot rijwielherstelplaats en winkel-woonhuis. Daarbij werd het geheel ook eigendom van dr gezamenlijke kinderen Van Griensven.

Op 5 juli 1924 werd vergunning verleend aan de Maatschappij tot verkoop van petroleum "de Automaat" te Den Haag tot het oprichten van een benzine-installatie op perceel E 1989 van Peer van Griensven.

Op 16 januari 1925 werd vergunning verleend aan de Continental Petroleum Company tot het plaatsen van een benzinepomp op genoemd perceel.

Bij een boedelscheiding tussen de kinderen Van Griensven in 1931 kwam het pand in handen van Petrus Antonius (Peer) en Johanna Maria (Jans) van Griensven.

In 1949 kochten Peer en Jans van Griensven wat grond bij van de buurman Caspar Peerbooms (1911-1992).

In 1957 vond een verbouwing plaats.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Hiermee is waarschijnlijk de opkamer bedoeld.