Windmolen van Vlierden
Belt-Korenmolen | ||
Locatie | Molenhuisweg 4, Vlierden | |
Start bouw | 1884 | |
Monument status | Rijksmonument |
Molenbiotoop Johanna Elisabeth | ||
Landschapskwaliteit | ||
typering | Omgeving van de Vlierdense molen | |
locatie | Direct ten zuiden van de kern Vlierden | |
fietsroutenetwerk | In de directe nabijheid van knooppunt 50 |
De windmolen van Vlierden, de huidige molen Johanna Elisabeth, is een in 1844 gebouwde ronde stenen molen op het adres Molenhuisweg 4 in Vlierden, die de status van rijksmonument heeft.
Voorganger[bewerken | brontekst bewerken]
De geschiedenis van de Vlierdense windmolen gaat terug tot 19 juli 1548 toen keizer Karel V toestemming gaf aan Jan Lambertszoon van der Braken om in Vlierden een windmolen op te richten, op voorwaarde dat hij jaarlijks met Kerstmis een cijns van 2 guldens zou betalen. Deze molen aan de Baarschot, die 500 meter verder naar het zuidoosten stond en waarvan het vroegere molenhuis nog bestaat, is waarschijnlijk tussen 1832 en 1838 in verval geraakt of afgebrand en verdwenen.
Bouw[bewerken | brontekst bewerken]
In 1844 liet Jan van Hombergh de huidige molen bouwen. Nadat Van Hombergh, die molenaarsknecht was in Deurne, op 7 november 1843 bij de districtscommissaris een verzoek had ingediend tot oprichting van een windkoren- en pelmolen berichtte de gemeente Vlierden op 12 december dat hiertegen in Vlierden geen bezwaar bestond. Van Hombergh had de plaatselijke situatie iets rooskleuriger geschilderd dan deze in feite was, hij meldde dat Vlierden 1400 zielen telde in plaats van de 643 die er waren. Hij noemde ook niet de Stipdonkse watermolen en de Deurnese windmolen op het Heieind waar ook Vlierdense boeren hun graan brachten sinds de watermolen van Belgeren buiten bedrijf was gesteld.
Chronologie[bewerken | brontekst bewerken]
In 1845 vroeg Van Hombergh toestemming om ook mout op de molen te mogen malen maar de Vlierdense gemeentebestuurders zagen de noodzaak daarvan niet in omdat er in Vlierden op dat moment geen bierbrouwerijen waren.
In 1852 verkocht Van Hombergh de molen voor 5.000 gulden aan de weduwe Hendrina Peeters-van de(r) Paar(en) uit Veldhoven. Tot 1854 was haar schoonzoon Jan de Kinderen hier molenaar, die werd opgevolgd door haar zoon Jan Baptist Peeters.
In 1856 gaf de weduwe Peeters aan Van Hombergh opdracht om namens haar de Vlierdense windmolen publiek te koop aan te bieden. Er bleek onvoldoende geboden te worden voor de nieuwe molen en de goederen werden buiten koop gesteld.
Op 7 januari 1857 werd Van Hombergh, hij was inmiddels molenaar en olieslager in Liessel, opnieuw eigenaar van "zijn" molen voor een prijs van 3.000 gulden bij een onderhandse verkoop.
Op 1 april 1868 verkocht Van Hombergh de molen met het molenhuis aan de Meijelse landmeter Willem Janssen voor 3.400 gulden.
Oorspronkelijk was de molen een grondzeiler. In 1890 werd de molen opgevijzeld, dat wil zeggen dat de romp ongeveer twee meter hoger werd opgemetseld. De molen werd hiermee een van de weinige flesvormige molens in Nederland. Het gaande werk van de graanmolen ging eveneens omhoog en onder de nieuw opgeworpen berg kwam ruimte voor een olieslagwerk dat werd ingebouwd. Dit slagwerk deed tot rond 1928 dienst en werd toen verwijderd.
In 1909 kocht de Astense timmermanszoon Johannes (Jan) van Deursen de molen en ging hem zelf bemalen. Daarvoor had hij de standaardmolen op de Postelstraat in Someren bemalen en had hij als molenaarsleerling het vak geleerd in Heumen bij Nijmegen en in het Duitse Kleef. Voor het olieslaan kwam Toon van Calis op de molen werken. Na de Eerste Wereldoorlog vonden veel boeren het maalloon van de molenaar te hoog en gingen zij zelf hun granen malen.
Rond 1928 werd de oliemolen uitgebroken en werd er een dieselmotor geïnstalleerd in een gebouwtje aan de zuidkant van de molenberg. Deze dieselmotor dreef een koppel kunststenen aan dat onder in de berg in een maalstoel lag.
In 1933 kwam Lourentius Wilhelmus (Louw) van Deursen, een zoon van Jan, als 15-jarige bij zijn vader op de molen werken.
Toen in 1937 Wim van Deursen koning van de Vlierdense schut werd schonk hij aan het gilde een schildje met een afbeelding van de Vlierdense molen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de molen gebruikt om houtblokjes te zagen die in houtgasgeneratoren werden gebruikt.
Bij de bevrijding in de septemberdagen van 1944 liep de molen veel schade op. Grote gaten zitten er in de romp, terwijl een buitenroede naar beneden stortte. Met drie wieken kon molenaar Jan van Deursen niet malen, maar gelukkig duurt de reparatie niet al te lang. Wel moest zoon Louw enige tijd met twee wieken malen, want de bakkers hadden toch wel meel nodig. Het herstel van de molen kostte ƒ 2.376,73.[1]
In 1950 stopte het maalbedrijf en raakte de molen in verval. Ze werd gekocht door de gemeente Deurne
In 1972 werd de molen gerestaureerd. De molen werd weer geschikt gemaakt om te malen en kreeg toen de naam Johanna Elisabeth, de voornamen van Els Coppens-van de Rijt, de vrouw van de vrijwillig molenaar Joep Coppens.
De molen wordt nog regelmatig door vrijwillige molenaars in werking gehouden.
Merkwaardig aan de molen is de molenas die van een onbewerkte boomstam is gemaakt.
Bronnen, noten en/of referenties
|