Josephus Godefridus Maria Coppens (1940-2024)
Josephus Godefridus Maria (Joep) Coppens (1940-2024) was een Vlierdense beeldhouwer.
Familie en gezin[bewerken | brontekst bewerken]
Joep was een zoon van de kunstfotograaf Martinus Franciscus Josephus (Martien) Coppens (Lieshout 1908-1986 Geldrop) en Johanna (Nanna) Cuppens (Asten 1908-2000 Eindhoven) en woonde in zijn jeugd met zijn ouders in Eindhoven. Hij was het vierde kind in een gezin van tien kinderen, waarvan er een jong stierf. Hij stamde uit een neventak van één van de Lieshoutse families Van den Nieuwenhof, een tak die zich Coppens ging noemen.
Hij huwde op 20 januari 1967 in het Zuid-Limburgse Wahlwiller met beeldend kunstenares Johanna Elisabeth (Els) van de Rijt, (Sint-Oedenrode 18 augustus 1943), dochter van Antonius Cornelis Johannes (Antoon) van de Rijt (Rotterdam 1901-1954 Veghel) en Johanna Maria (An) Ketelaars (Sint-Oedenrode 1905-1996 Uden).
Joep en Els Coppens kregen vier kinderen:
- Eva Christina, (Maastricht 16 september 1967). Zij is longarts.
- Veronica Johanna Maria, (Maastricht 29 mei 1969). Zij is docent NT2 en logopedist.
- Valerius Martinus Antonius, (Geldrop 16 februari 1975).
- Lendert Cornelis Petronella, (Geldrop 26 juni 1977). Hij heeft een eigen bouwbedrijf in Deurne.
Biografie[bewerken | brontekst bewerken]
- 1947-1953: Hij volgde de lagere school in Eindhoven.
- 1953-1958: Hij volgde de hbs aan het Sint-Joriscollege in Eindhoven.
- 1958-1959: Hij studeerde aan de Academie voor Industriële Vormgeving Eindhoven met beeldhouwen bij Van Rijn.
- 1959-1961: Hij vervulde zijn militaire dienstplicht.
- 1961-1964: Hij studeerde aan de Jan van Eijck Academie in Maastricht, waar hij modeltekenen volgde bij professor Ko Sarneel en leerde klassiek naar model boetseren bij de Italiaan professor Fred Carasso.
- 1965: Hij was een half jaar werkzaam in bronsgieterij Sillen in Swalmen, een leerzame tijd voor hem, als beeldhouwer die veel in brons ging werkten.
- 1965-1966: Hij deed studies aan de Ateliers '63 in Haarlem bij de Joodse beeldhouwer Wessel Couzijn en de Japanse beeldhouwer Shinkichi Tajiri, waar hij een andere visie ontwikkelde op wat beeldhouwen inhoudt,
- 1971: Hij vestigde zich met zijn gezin in de korenmolen Johanna Elisabeth in Vlierden, waarop hij 28 jaar vrijwillig molenaar was. Hij richtte het Molencomité, de latere Peellandse Molenstichting Deurne, op, waarvan hij tien jaar voorzitter was.
- 1978: Hij werd voorzitter van de kort daarvoor opgerichte heemkundekring H.N. Ouwerling, een functie die hij tot 1997 vervulde.
- 1979: Hij richtte de Peellandse Molenstichting op en was daarvan ongeveer zeven jaar voorzitter.
- 1980: Hij vestigde zijn atelier in het voormalige molenhuis.
- 1986: Hij bouwde een nieuw beeldhouwatelier bij zijn huis en ging daarin aan het werk.
- 1997: Hij nam zitting in de gemeentelijke monumentencommissie, een functie die hij tot december 2019 vervulde.
- 1997: Hij bouwde expositieruimte Molenrijn op eigen erf, die hij in 1998 in gebruik nam. Daarnaast richtte hij een beeldentuin in: beeldentuin Joep Coppens.
- 2010: Het feit dat hij vijftig jaar beeldhouwer was werd gevierd, waarbij het boek Beeldend Geschreven gepresenteerd werd. Hij exposeerde samen met zijn vader.
- 2019: Zijn zestigjarig jubileum als beeldhouwer werd gevierd met een tentoonstelling in Museum De Wieger en de hal van het gemeentehuis van Deurne van 12 mei tot half september 2019.
- 2023: Presentatie van zijn artistieke biografie Levenslang - Joep Coppens beeldhouwer, geschreven door Ger Jacobs, in het Cultuurcentrum Martien van Doorne.
Carrière[bewerken | brontekst bewerken]
Eind vijftiger jaren startte hij met het vervaardigen van zijn beeldhouwwerk, na één jaar studie aan de Eindhovense Academie voor Industriële Vormgeving, zijn opleiding aan de Hogeschool voor Beeldende Kunsten de Jan van Eyck Academie onder leiding van de beeldhouwer Fred Carasso in Maastricht, waar hij Els leerde kennen, en zijn atelierstudies aan de Ateliers '63 bij Wessel Couzijn.
De interesse van de beeldhouwer voor de oude Grieken en Romeinen is te herkennen in meerdere van zijn beeldhouwwerken. Daarnaast was hij bijzonder geïnteresseerd in de oude Afrikaanse beeldhouwkunst. De vruchtbaarheidssymboliek en de monumentale, krachtige vormgeving van de oude Afrikanen sprak hem daarin enorm aan. Dat ook de Afrikaanse beeldhouwkunst voor Joep Coppens een belangrijke inspiratiebron was, is terug te zien in een aantal van zijn kunstwerken. Joep liet zich inspireren door organische vormen uit de natuur. Hij maakte zowel figuratieve als abstract-figuratieve en geheel abstracte beelden, merendeels in brons uitgevoerd en altijd met een diepere symboliek. Hij ontwikkelde een geheel eigen en altijd herkenbare beeldtaal.
Joep Coppens woonde en werkt in zijn ateliers bij het huis en de molen Johanna Elisabeth in Vlierden, die hij zelf 28 jaar draaiende hield. Aan huis is zijn beeldentuin Joep Coppens en de expositieruimte Molenrijn. Verspreid door de gemeente Deurne (en daarbuiten) staat een aantal beelden van Joep Coppens, onder meer aan het Stationsplein en in het Pastoor Roespark.
Heemkunde[bewerken | brontekst bewerken]
Joep was vrijwel vanaf de oprichting van heemkundekring H.N. Ouwerling nauw betrokken bij de promotie en bescherming van zowel het materiële als het immateriële erfgoed van Deurne. In juli 1983 organiseerde hij het driedaagse heemkamp in Deurne met 125 deelnemers van Brabants Heem. Joep was vanaf 1978 gedurende 19 jaar voorzitter van de Deurnese heemkundekring en bracht die tot grote bloei. Onder zijn leiding kon de heemkundekring in 1987 een eigen onderkomen in het huidige heemhuis betrekken.
Monumentenzorg[bewerken | brontekst bewerken]
Grote verdiensten had Joep Coppens als lid van de monumentencommissie. Onderstaande rede, door hem uitgesproken op 11 december 2019 bij gelegenheid van zijn afscheid van deze commissie, geeft een beeld, niet alleen van de vele verdiensten en activiteiten als commissielid, maar ook als zeer bij de cultuurhistorie betrokken Deurnenaar.
MONUMENTENZORG IN DEURNE
Terugblik door Joep Coppens, plusminus. 24 jaar lid van de monumentencommissie Deurne.
In 1969 ging ik vanuit Maastricht, waar ik woonde met mijn gezin, naar Deurne voor een bespreking van de mogelijkheid om me te vestigen bij de korenwindmolen in Vlierden. Vanuit Vlierden wandelde ik over het Haageind naar het Dinghuis. In het mooi gerestaureerde oude gebouw trof ik werk aan van de beroemde dokter in Deurne Hendrik Wiegersma; hij bleek een verzameling streekeigen volkskunst te bezitten naast werk van bevriende kunstenaars (schilders en beeldhouwers) met wie hij een sterke band had opgebouwd. De conservator van dit tot museum getransformeerd Dinghuis was de archivaris Allard, die tevens ambtenaar was van de Burgerlijke Stand in Deurne. Het verheugde me dat Deurne dit (de restauratie van het Dinghuis en de bestemming tot museum) onder leiding van burgemeester Frans Hoebens gerealiseerd had. De molen in Vlierden werd, nadat we in 1971 in de nabijheid van de molen een huisje gebouwd hadden en ik daar met mijn gezin ingetrokken was, mijn beeldhouwatelier. Dat we op deze plek een huisje hadden mogen bouwen, dankten we voor een deel aan deze burgemeester en de Provincie, die het had goedgekeurd, wel met de restrictie dat het om een klein huis moest gaan, aangepast aan de molen en het omringende landschap. In de periode 1971-1977 stonden er in de gemeente Deurne slechts dertien panden op de rijksmonumentenlijst.
Toen Hub van Doorne in 1975 75 jaar oud werd, schonk hij de boerderij (die zijn eigendom was) De Pelikaan aan de gemeente Deurne met de bedoeling er de muziekschool in te vestigen en voegde er een ton in guldens aan toe om dat plan te realiseren. Er werd van alles over gespeculeerd, maar geen enkel plan overleefde. Uiteindelijk zakte de boerderij zo'n 4 jaar later in en restte ons slechts een grasveld, het Hub van Doornepark. Naar aanleiding van de teloorgang van dit Rijksmonument (want dat was het!) is de heemkundekring Hendrik Ouwerling ontstaan. Van deze heemkundekring was ik voorzitter van 1978 tot 1997.
Gedurende de eerste jaren van het bestaan is het bestuur ijverig aan de gang gegaan om meer Deurnese gebouwen op de Monumentenlijst te plaatsen. Dit mislukte keer op keer, er was nog geen draagvlak voor. Het enige gebouw dat bij de Rijksdienst voor Monumentenzorg voor de toets der kritiek kon doorstaan was het oude molenhuis, gelegen aan Molenhuisweg 7 in Vlierden. Vanaf 1980 gebruikte ik het toen leegstaand huis als atelier. Het was voor mij op loopafstand (plusminus 500 meter). In 1983 werd het huis geklasseerd: van toen af was het een rijksmonument. Het kwam in particuliere handen en werd in 1986 door de eigenaar grondig en bijzonder mooi gerestaureerd. Zelf verhuisde ik met mijn werk naar het nieuw gebouwde atelier aan ons huis bij de molen. Wat tot dan toe nog moeizaam ging, het benoemen van panden tot rijks- of gemeentelijk monument, werd rond 1989 een stuk gemakkelijker dankzij de gemeentelijke monumentenverordening. Die leidde tot een geweldige toename in dorpen en steden van kandidaat-monumenten. De provincie trad hierbij op en benoemde in Deurne een veertigtal gebouwen tot rijksmonument. Men had het Deurnes gebied grondig bestudeerd en deed hierin verslag in het MIP-rapport. Uit dit rapport zou de gemeente zelf een keuze gaan maken van nog eens veertig gebouwen, die het predicaat gemeentelijk monument zouden krijgen. De heemkundekring kreeg de taak hierin mee te participeren. Onder leiding van een ambtenaar Woningbouw, de gemeentearchivaris en twee leden uit het bestuur van de heemkundekring (waaronder ikzelf) werd een voorlopige gemeentelijke monumentenlijst samengesteld, die onder toezicht gesteld werd van burgemeester Jan Smeets. Deze was van mening dat het kerkdorp Helenaveen de status moest krijgen van beschermd dorpsgezicht. Dat heb ik altijd betreurd, omdat Helenaveen tijdens de bevrijding in 1944 grotendeels verwoest was.
Kort na 1992 werd de gemeentelijke monumentencommissie opgericht, waarin onder andere de architect Jan van der Eerden uit Den Bosch zitting nam. Een man met heel veel kennis op het gebied van monumenten. Ondertussen wilde Martien van Doorne ook zijn steentje bijdragen aan cultureel Deurne en kwam voor de dag met een indrukwekkend, maar riskant plan. Hij liet een nieuw museum ontwerpen, rekening houdend met de bestaande gebouwen zoals de kasteelruïne en het Dinghuis. Hierin zouden de voorwerpen gehuisvest worden die de gemeente Deurne aan kunst en cultuur verworven had. Van Doorne wilde dit nieuwe museum aan de gemeente schenken, maar de gemeenteraad stemde er niet mee in. Het zou in de plattelandsgemeente Deurne niet rendabel zijn. In 1985 ging men inmiddels voortvarend te werk met de (knappe) restauratie van het gemeentehuis uit 1895 op de Markt en de grote uitbreiding met nieuwbouw, ontworpen door het architectenbureau Wijnen en Senders uit Den Bosch. Mooi geïntegreerd project, op hoog niveau. Burgemeester Ton van Genabeek was de toenmalige burgemeester.
In 1993 was er nog genoeg werk voor de monumentencommissie. Om enkele panden te noemen: de restauratie van het gemeentehuis op de Markt; Holtens molen, rijksmonument, in 1990 nog een stenen romp met binnen half vergaan houten restant, werd voor slechts één gulden verkocht aan een particuliere stichting. Die heeft in vijftien jaar tijd de molen geheel in de oude staat hersteld; deze heeft nu drie ambachten die alle prima functioneren: het malen van graan malen; het olie slaan en het houtzagen. In het buitengebied van Deurne (Kouwenhoek) zijn in de jaren negentig twee boerderijen ingrijpend en uitstekend gerestaureerd. Het is een hele prestatie om van een boerderij, waarin mens en dier bijeen geleefd hebben, zodanig te veranderen dat de basis van de boerderij bewaard blijft en er toch een leefbaar burgerwoonhuis met garage gerealiseerd wordt. Naar mijn idee overigens té goed gerestaureerd. In Deurne is vrijwel geen enkele langgevelboerderij bewaard gebleven. Een mooi voorbeeld van zo'n uitstekend gerestaureerde langgevelboerderij' is brouwerij De Zon aan de Lagekerk, jarenlang in gebruik geweest als brouwerij van de familie Swinkels; nog een restant van de oude ambachten (potten bakken; de steenoven; turfsteken; beeldenfabriek; bouwen), waar men in Deurne zo goed in was.
In Helenaveen (14 kilometer naar het zuidoosten) treft men — overgebleven na de bevrijding in 1944 - de zogenaamde Koningshoeven aan, gelegen langs de Soemeersingel en de Koolweg. Zij zijn in stand gehouden en goed gerestaureerd. Niet te vergeten ook de protestantse kerk met het huis van de dominee en de school in de bocht van de Soemeersingel; het verkeert in zeer goede staat en is grondig (met nieuwe fundering) gerestaureerd — de trots van De Oude Peel! Twee zeer belangrijke monumenten hebben de verwoestende Tweede Wereldoorlog God zij dank overleefd, terwijl er in Liessel en Neerkant in 1944, zoals men weet, toch ontzaglijk veel kapotgeschoten is. Ik denk hierbij aan de mooie neo-gotische kerk in Liessel, bijzonder mooi hersteld, en molen De Volksvriend uit 1903, die nog steeds draaiende is.
Wat mij zeer ter harte gaat, is uiteraard hoe een en ander zich in Vlierden ontwikkeld heeft waar het de monumenten betreft. Tot 1926 was Vlierden een eigen gemeente en voor 1796 een heerlijkheid. Wij kwamen wonen bij de Vlierdense molen, midden in die heerlijkheid, juist op de waterscheiding van de Astense Aa en de Loop (Oude Aa). In het jaar dat wij daar onze intrek namen, was de molen net gerestaureerd en kreeg de naam Johanna Elisabeth. Van grote betekenis is het oude molenhuis (Molenhuisweg 7) dat gerestaureerd en inmiddels sinds 1987 weer bewoond is; vervolgens hoeve De Vorst van de Beelsfundatie — heel goed gerestaureerd en nog volop actief als modern boerenbedrijf; binnenkort de restauratie van hoeve De Hazeldonk, op de Hazeldonkseweg, afstammend van de Heren van Vlierden uit de 17e en 18e eeuw (de familie d'Aumerie). In het centrum van Vlierden het oude nonnenklooster, bekend als huize De Vliert, dat nu prachtig gerestaureerd is en bewoond wordt door vier gezinnen; de oude pastorie tegenover de kerk en de boerderij op De Hees, die door zoon Lendert Coppens gerestaureerd is. Uiteraard is ons Vlierdens kerkje, een Waterstaatskerk (1846), voor mij ook van grote waarde. Helaas is naar mijn idee de platte frontgevel, aangebracht in 1956 volkomen misplaatst. Daar staat tegenover dat in het begin van de huidige eeuw het interieur in de oude staat is hersteld, bijzonder mooi is gerenoveerd en het dak (kap en spanten) geheel zijn hersteld. Ook zijn nieuwe pannen op het dak aangebracht. Er worden nog wekelijks diensten gehouden in deze kerk — een levend monument dus!
Van zeer grote betekenis voor Deurne is de grote, ingrijpende restauratie van de Sint-Willibrorduskerk in het centrum. De kerk stamt uit de 15° eeuw. Men heeft er het grote Smitsorgel eveneens laten restaureren (voor een half miljoen!). Het interieur van deze kerk is bijzonder boeiend, met haar rijkdom aan altaren, glas-in-loodramen, schilderingen en (ook middeleeuwse) beelden. Een kerk met een rijke en zeer boeiende historie, waarbij ik denk aan pastoor Roes, die het in de eerste helft van de 20e eeuw opnam voor de boeren. Niet ver van onze majestueuze Willibrorduskerk staat de goed gerestaureerde hervormde kerk (Helmondseweg), waar nog diensten plaatsvinden en kleine concertuitvoeringen gegeven worden op hoog niveau. Ook de Maria Vredeskapel op de rand van De Vlier — waterloop in de nabijheid van het Oud Kasteel, waar nog vóór het einde van de oorlog dit kapelletje werd gebouwd. Goed gerestaureerd, in goede staat dankzij regelmatig onderhoud — een goed voorbeeld van Gesammt Kunstwerk, dankzij de betrokkenheid van de Deurnenaren. De Zeilbergse kerk is ook behouden. Wel stuitend is het dat er een fitnesscentrum in gevestigd is, waardoor van het interieur niets meer te zien is. Een mooie neogotische kerk uit 1914; een rijksmonument, onttrokken aan de r.-k. eredienst.
Tot slot wil ik mijn grote dankbaarheid uitspreken naar de heer Jan Hohmann, die zo genereus is geweest in 1988, mede namens de familie Van Doorne, aan heemkundekring H.N. Ouwerling het woonhuis aan de Stationsstraat, nabij de Doornehof, gratis in gebruik te geven. Het werd ons Heemhuis, een vertrouwde plek voor de leden van onze heemkundekring om er samen te komen en historisch heemkundig onderzoek te doen, tegenwoordig onder de bezielende leiding van Pieter Koolen, die met zijn team mede-onderzoekers al ontzaglijk veel oude historie van Deurne heeft opgedolven uit de archieven. De heemkundekring beschikt zelfs over een eigen zeer indrukwekkende Wikipedia databank: Deurnewiki genaamd, waarop iedere geïnteresseerde alles van de Deurnese historie kan vinden. Er vinden in het Heemhuis tentoonstellingen plaats. Onder leiding van Hans van Hoek is er een uitgebreid overzicht te zien van de verzameling voorwerpen uit de Oudheidkamer. Erg mooi tentoongesteld op de eerste verdieping van het Heemhuis. Samen met zijn vrouw Anneke onderhoudt en inventariseert Hans de zeer uitgebreide fotobank. Daarnaast bevindt zich in het Heemhuis een bibliotheek met Deurnese boeken, waaronder een aantal antiquarische exemplaren, die alleen ter plekke ingezien kunnen worden. De archeologische vondsten worden bewaard in de kelder en daar ook tentoongesteld.
Historisch interessant is, dat dit alles zich bevindt in het oude café van Laurens Lutters uit het begin van de 20e eeuw. De heemkundekring heeft het interieur in de 'huiskamer’ teruggebracht in de stijl uit de tijd van het café.
Met enige schaamte moet ik bekennen dat de Vlierdense molen sinds 1970 steeds vochtiger werd. Dit duurde jarenlang, de molen werd met allerlei lapmiddelen behandeld, zodat hij wel kon blijven draaien, maar uiteindelijk kwam men niet meer om een restauratie heen. De toenmalige wethouder Nicole Lemlijn zag dit in en besloot de molen te laten restaureren voor het kolossale bedrag van 3 ton (in euro's). In 2010, midden in de crisistijd kwam een grondige restauratie van de Vlierdense molen tot stand, sindsdien glorieert de molen weer in het Vlierdens akkerlandschap.
Misschien zie ik dingen over het hoofd, maar mijn eindconclusie mag toch zijn dat de staat van het monumentenbestand van Deurne sinds de teloorgang van boerderij De Pelikaan aanzienlijk is toegenomen en dan mag Deurne wat mij betreft tevreden over zijn. Joep Coppens
Onderscheidingen[bewerken | brontekst bewerken]
- In februari 1997 ontving hij het Zilveren Draaginsigne van de Stichting Brabants Heem.
- In februari 1997 ontving hij de zilveren legpenning van de gemeente Deurne.
- In april 2000 ontving hij de koninklijke onderscheiding als lid in de Orde van Oranje-Nassau.
Deurnese opdrachten[bewerken | brontekst bewerken]
Hieronder zijn afbeeldingen: